Vooraf had hij zijn twijfels. Het museum zelf ook trouwens. Maar het loopt beter dan verwacht. Tot het eind van de expositie zit hij behoorlijk volgeboekt.

Als elke donderdagmiddag hanteert Sil Deijs vandaag de naald in een pop up tattooshop in het Bonnefantenmuseum in Maastricht. Bezoekers kunnen als blijvende herinnering aan de expositie Lube Love van Navid Nuur een ontwerp van de kunstenaar op hun lijf laten graveren. De museumdirecteur zelf gaf eind september het voorbeeld, met enige commotie als gevolg. De PVV voorop, uiteraard. Tattoos in een museum, hoe verzin je het!

Publiciteit verzekerd, experiment geslaagd, zou je zeggen.

Tatoeëerder Sil heeft er zo zijn eigen gedachten over. Een volgende keer zou het niet gratis moeten zijn, zegt hij, als hij een antiseptische glue tevoorschijn haalt om de huid te ontsmetten. Veertig procent laat hier een tattoo zetten omdat het voor niks is. Het getuigt van weinig respect voor hun lichaam, vindt hij, én voor de kunstenaar. Die gasten lopen niet eens de zaal in om te kijken!

De woorden van Sil zijn even trefzeker als zijn naald, die nu door de huid trekt. Het is een simpel ontwerp, in een kwartier is de klus geklaard. Bezoekers komen schoorvoetend dichterbij. Er is een bekende bij. Moedig, is haar commentaar. Het had erger gekund.

Er zijn talloos vele redenen om geen tattoo te nemen. Er zijn er evenveel om er wél een te nemen. Eentje volstaat. Het is niet eens een fase, het is een moment. Ineens is het er, zelfs als weegschaal hoef je dan niet na te denken.

De keuze van het ontwerp is moeilijker. Maar ten overstaan van Sil blijkt ook dat ineens eenvoudig. Op zijn achttiende, nu dertien jaar geleden, had hij beide armen al behangen met sleeves. Japanse stijl. Dat was wat, in die tijd.

Zeven jaar is hij nu in business. Het is een vak, zegt hij terwijl hij de nog nagloeiende tattoo afplakt. Net als timmerman. Alleen houdt het na vijf uur niet op, het gaat altijd door. Tatoeëren is een manier van leven. Ineens klinkt hij een tikje plechtig.

Nu tatoeëren zelfs in een museum wordt geaccepteerd, is het taboe er wel een beetje vanaf. Dat zo’n directeur dan voorop gaat, vindt Sil gaaf. Dan weten de mensen dat je staat voor wat je doet. Zelf heeft hij niet zoveel met kunst, maar hij is er ook niet tegen. Toen iemand zich bij de opening van de Nuur-expositie afvroeg: Is dit kunst?, had hij zijn antwoord snel klaar. Wat is dan wél kunst? Met negentig op de teller een rotonde nemen?

Zelf zou hij niet direct een Nuur-tekening als tattoo nemen. Niet zo zijn stijl, we zagen het al aan zijn weldadig bedrukte armen. Maar dat is niet eens zijn punt. Bij de opening vroeg hij Nuur of hij zelf ook een tattoo wilde. Mijn lichaam is bestemd voor andere doelen, antwoordde de kunstenaar. Kijk, zegt Sil, dan hoeft het voor mij ook niet meer. Als hij ja had gezegd, had ik er bij mezelf ook een gezet. Dat doe je dan. Maar nu dus niet.

De expositie zelf heeft hij nog niet gezien. Nou ja, heel vluchtig, bij de opening. Hij gaat het zeker nog doen. En dan wil hij ook het verhaal weten dat erachter zit. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat hij hier na vijf maanden vertrekt zonder iets gezien te hebben. Toch?