Hoewel ik al bijna tien jaar een Volvo rijd, een begrafeniszwarte, heb ik mijn auto nog nooit in een stukje beschreven.
Martin Bril wel.
Een maand of wat geleden ontstond, vooral onder vakgenoten, enige commotie over Bril en zijn – kanariegele – Volvo. Dat hij daar gratis mee door het land reed, in ruil voor regelmatige vermelding ervan in zijn columns, plus enkele andere gunsten voor zijn Zweedse liefde. Product management, noemde hij dat staaltje journalistieke handjeklap. In plat Nederlands: sluikreclame.
Een andere term die Bril graag bezigde, was move the product; hij gunde zijn stukjes graag een tweede en derde verdienmoment. Brils nabestaanden (en zijn uitgever) hebben er nog steeds profijt van. Door het succes van zijn postuum uitgegeven bundels beweegt het product Martin Bril vijf jaar na zijn dood beter dan ervoor.
Waarom sluikreclame door professionals liever product management wordt genoemd, laat zich raden. Er dient wat weggemoffeld te worden, wazige Engelse begrippen lenen zich daar goed voor. Wees op je hoede wanneer Nederlanders ineens Engels tegen elkaar beginnen te praten.
Een jaar of tien geleden werd civil journalism als een wonderolie over ons uitgesmeerd. Eenmaal vertaald als burgerjournalistiek klonk het al meer als boerenkool met jus, inmiddels is geen mediabedrijf meer te vinden dat er zich nog mee profileert.
Misschien omdat de volgende panacee voor de geplaagde sector alweer klaar lag: sponsored content. Wat nu weer? Twee – fictieve – voorbeelden. Jos van Rey betaalt een krant een ton per jaar voor de correcte verslaggeving vanuit de Roermondse gemeentepolitiek. Bedrijvencampus Chemelot heeft drie ton over voor regelmatige berichtgeving over bedrijven en producten.
Gelukkig waait ook deze hype weer over. Omdat het funest is voor de serieuze nieuwsjournalistiek, omdat er al weer krantenbedrijven zijn die groei (in winst én in lezers) laten zien en vooral omdat het een remedie is zonder kwaal. De problemen in de sector zijn niet zozeer journalistiek, maar vooral logistiek (verspreiding: gedrukt en/of digitaal) en psychologisch (betaald of gratis) van aard.
En toen kregen we Blendle, een slimme samentrekking van blend(er) en google. Blendle biedt naar eigen zeggen “het beste uit kranten en tijdschriften”, een digitale mix van artikelen uit de kwaliteitsmedia. De lezer betaalt per artikel. Het concept is niet nieuw, maar Blendle-oprichter Marten Blankesteijn was zo slim om de nationale knuffelnerd Alexander Klöpping binnen te halen. Adverteren hoefde toen niet meer.
Is Blendle, de digitale kiosk waar je al zappend je stukjes kunt binnenhalen, de baken die de kwaliteitsjournalistiek gaat redden?
Het fijne van de goede oude krant, gedrukt én digitaal, is dat die specialisten in dienst heeft die informatie selecteren, en vervolgens presenteren in een aantrekkelijke mix met uit reportages, achtergronden, commentaren, opinies, columns, strips, puzzels, noem maar op. Zwaar en licht, prettig in balans gebracht voor en afgestemd op de lezer die betaalt voor het geheel – dat altijd meer is dan de som der delen.
Bij Blendle selecteert de lezer de delen, die echter nooit een samenhangend geheel worden, zoals een krant of tijdschrift. Zijn oog zal niet bij toeval uitkomen bij een dwarse column, een gekke rubriek, een onverwachte opinie, een reportage over een onderwerp waarvan hij nog geen weet had.
Wat je bij Blendle mist, is de verrassing, de verbazing, de irritatie, ik zou bijna zeggen: de beleving.
Als Blankesteijn en Klöpping dáár een oplossing voor vinden, zijn ze spekkoper. Het zij ze gegund, maar vooralsnog lijkt hun site verdacht veel op een variant van… moving the product: extra verdienmomenten voor bestaande stukken.
Wie erin gelooft, hoort vanuit de journalistenhemel de vette schaterlach van Martin Bril.