Meer dan een maand was ik weg. Het wereldnieuws nam ik, zittend op het schaduwrijke terras van Café Venezia, tot me via mijn smartphone. Het is bepaald geen luxe om op zo’n kabouterschermpje te moeten lezen hoe de wereld zoals wij die kennen naar de knoppen gaat.
Vroeger, niet zo heel lang geleden, kocht ik bij een chagrijnig echtpaar in de kiosk aan de overkant van Café Venezia nog de Volkskrant en de Herald Tribune. Kranten lezen was toen, zeker in juni, een aangenaam ritueel. Nieuws was er zelden. Als ik na een uurtje opstapte, was het gelezene alweer bijna verdampt.
Tijden veranderen. De kiosk staat inmiddels te koop, de Herald Tribune is opgedoekt en ik kijk me scheel op zo’n kutschermpje. De kranten die ik daarop lees, heb ik vooraf moeten downloaden. Stefano, de barista, heeft namelijk geen wifi. “Het spijt me”, zegt hij. Hij geeft er geen uitleg bij. Die laat zich raden.
Qua nieuws is, zelfs in het rampjaar 2016, de maand juni van de buitencategorie. Massale stakingen in België en Frankrijk, cijfers over een wereldwijde trek, noem het gerust een volksverhuizing, van het platteland naar de stad, een record aan overstromingen in Noordwest-Europa, honderden necrologieën over de bedachtzame, empathische mensenrechtenactivist Muhammed Ali, bloedige aanslagen in Istanbul (2x), Orlando, Dhaka, Bagdad en zelfs Medina, de moord op het Britse Lagerhuislid Jo Cox , de dood van Henk Hofland en S. Montag, Brexit en het vervolgens ontsporende Verenigd Koninkrijk, een stijging van het aantal zelfmoorden, groeiende tegenstellingen tussen zwart en blank in de VS.
De wereld is in oorlog met zichzelf.
Op de ochtend van de Brexit-uitslag krijg ik een vierregelige mail van een Britse vriend. Één van die vier regels kent een opvallend binnenrijm: Fuck! Fuck! Fuck! Fuck! Dat is bijzonder. Gedurende de vijftien jaar die ik hem ken, heeft hij het f-woord nimmer in de mond genomen, laat staan in een mail gezet. Een dag later raakt Google verstopt omdat miljoenen van zijn landgenoten willen weten wat die EU nu eigenlijk inhoudt. Nu het onwaarschijnlijke tóch is gebeurd, gaat het digitale lompenproletariaat (dixit Henk Hofland) effe wat informatie tanken.
Schraler troost dan de mededeling dat in Nederland de Nexit-pleiters het vuurtje al aan het opstoken zijn, kan ik mijn vriend niet bieden. Ook probeer ik uit te leggen dat de polderlandse versie van Boris Johnson bij het schervengericht over Oekraïne met een matrozenpet op door het land trok en daar moeiteloos zestig procent van de stemmen mee haalde. Dan blijft het stil, aan de andere kant van het Kanaal.
Terug van weggeweest blader ik, weken later, door de stapels papieren kranten en lees hoe bij ons Gekke Geert volop garen spint bij de Brexit. Ook nu het Verenigd Koninkrijk ineenstort, blijft zijn partij in de polls de grootste. Mensen scheppen er genoegen in om te worden verneukt.
Sindsdien vind ik mezelf steeds vaker terug in een hoekje. Niet met een boekje, maar voor me uit starend, zachtjes wenend. Wanneer u dit leest, zie ik mezelf opnieuw zitten op het terras van Café Venezia, nadenkend over een volgende column waarin ik uitleg dat ik een Wexit voorbereid. “Sorry mensen”, luidt de laatste regel van die column, “ik kom niet meer terug.” De onweerlegbare argumenten moet ik nog effe googelen.