Laten we het hebben over de man/vrouw-kwestie buiten de #MeToo-hysterie van alledag.

Vakblad De Architect had vorige maand een bijeenkomst georganiseerd met als thema De kracht van de hedendaagse architectuur. Toevallig had ik net een een rondleiding in het Factoriumgebouw in Tilburg achter de rug, ontworpen door Dorte Kristensen van Atelier Pro. Op haar site had ik daarna gecheckt welke andere mooie gebouwen van haar hand zijn. Een naam om te onthouden, dacht ik nog.

Ik keek op de sprekerslijst van de Architect-bijeenkomst of haar naam er wellicht bij stond. Helaas. Kan gebeuren, dacht ik nog, architecten zijn in het algemeen drukdrukdruk. Maar terwijl ik de sprekerslijst scande, viel me op dat er zo weinig… wat heet: dat er geen enkele vrouw op stond. Vreemd, zelfs Ivo Niehe heeft er, gezien zijn tv-item over Francine Houben, weet van dat ook vrouwelijke Nederlandse architecten tot ver over de grenzen naam maken.

Hoe het zij, de Roam Foundation van Christine de Baan sprong op de barricaden en programmeerde een dag eerder dan de Architect-meeting een bijeenkomst met als titel The Next Power of Dutch Architecture: A Change of Perspective.

Bij de veertien vrouwelijke sprekers overigens geen Dorte Kristensen. Ze was die dag vast drukdrukdruk. Jammer, ik had graag haar visie gehoord op de gespreksthema’s van die dag. Hoe overleven we, als mensheid en als planeet, in de komende eeuwen? Wat is daarvoor nodig? En wat kunnen architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur daaraan bijdragen?

Er zijn weinig disciplines waar dezer dagen de genderkwestie niet aan de orde wordt gesteld.

In Wij, de mens van Frank Westerman lees ik hoe de paleoantropologie, de wondere wereld van de schedeldelvers, jarenlang is beheerst door mannen. In het gunstigste geval mochten de echtgenotes van de bollebozen hun manuscripten uittikken.

Die mannenclub, constateert Westerman, is aan het afbrokkelen. Er blijken ook vrouwen te bestaan die het vak meester zijn.

Maar het gaat langzaam. In 2003 wordt op het Indonesische eiland Flores een oermens opgegraven van amper een meter hoog. Hoewel overduidelijk een vrouw wordt ‘Flo’ op de eerste tekening weergegeven als een mannetje met korte benen en een piemel. Kennelijk was de oermens een ‘hij’, constateert Westerman, zoals God een baard had.

In 2009 ontwikkelde de paleoneurologe Dean Falk een visie over wat de mens tot mens maakt. Neem nou de taal. De klassieke, door mannen ontwikkelde theorie over de oorsprong van de taal is dat de mannen die nodig hadden om te communiceren tijdens de jacht.

Falk ziet dat anders. Zij denkt dat we ons taalvermogen danken aan babygehuil. Toen de eerste mensen rechtop gingen lopen, konden de zuigelingen zich niet meer vastklampen aan de moeder en begonnen ze te krijsen om aan melk te komen – wat ze nog steeds doen, trouwens.

De moeders trachtten hen, ook nog steeds, te sussen met geneurie, spraak en zang: rijmpjes, wiegeliedjes, sprookjes.

Behalve de taal vond hier ook de verbeelding haar oorsprong, de verbeelding die ons zo veel moois heeft gebracht. Zoals de architectuur.

Wat de mannelijke schedelgravers vonden van de nieuwe taaltheorie?

Een typisch vrouwelijk discours.