Het is hier nooit echt aangeslagen, het nasynchroniseren van tv-programma’s. Maar nu de publieke omroep op de overlevingsmodus staat, moest het er maar van komen, vond NPO-bestuurder Frans Klein, die eerder al het mes zette in culturele en journalistieke programma’s. Nasynchronisatie maakt televisie laagdrempeliger, zegt de Hilversumse tv-baas. Nu kunnen ook laaggeletterden kijken. Die hebben het toch al zo moeilijk.

Volgens de Rekenkamer zijn er 2,5 miljoen laaggeletterden in Nederland. Bijna vijftien procent. In een stad als Den Haag weet bijna 25 procent geen raad met een inhoudelijke tekst, in sommige wijken zelfs 50 procent. Toch heeft de politiek geen interesse het taalonderwijs te verbeteren.

Deze zomer vroeg De Volkskrant, op zoek naar de politieke incorrectie, zich af waarom jongeren überhaupt nog zouden lezen. Tussen de regels dartelde de suggestie dat je in de praktijk van alledag helemaal niks hebt aan al die boekenwijsheid.

Speurend naar de nutscurve van het lezen kwam de krant terecht bij Adriaan van der Weel, bijzonder hoogleraar geschiedenis van het boek. “Met de uitvinding van het schrift konden mensen kennis vastleggen en hun eigen kennis eraan toevoegen”, notuleerde de interviewer.

Ik moest denken aan de roman Aantekeningen over het verplaatsen van obelisken, prachtig boek trouwens, waarin Arjen van Veelen uitlegt hoe Mesopotamiërs 8000 jaar geleden woorden vormden uit klei, in driedimensionale figuurtjes in zand en klei. Zo’n 5000 jaar later gingen ze die figuurtjes in kleitabletten krassen en werd de taal tweedimensionaal. Nog later werden de krassen abstracter, ontstonden letters, en woorden. Het bijzondere van die tweedimensionale karakters is dat ze driedimensionale beelden kunnen oproepen. In extremis heet die verbeelding literatuur. Of poëzie. Te beginnen bij het epos van Gilgamesj.

Terug naar het Volkskrant-interview met hoogleraar Van der Weel. Lezen is nog om andere reden belangrijk, zegt hij, je leert dingen onthouden, je kunt betogen begrijpen. Het vergt enige inspanning – daarom val je bij het lezen eerder in slaap dan bij tv-kijken, grapte hij nog. En nee, het draait daarbij niet alleen om ‘verhalen vertellen’, dekmantel voor modieus gewauwel dat suggereert dat met alle nieuwe media die ons ten dienste staan we helemaal geen boeken meer nodig hebben.

“Als je niet kunt lezen en schrijven”, zegt Van der Weel, “kun je niet meedoen. Net zoals je taal meekrijgt van je ouders, krijg je het schrift mee van de maatschappij, en daar kun je je niet aan onttrekken. Je moet kunnen doorgronden wat anderen doen. Je moet betogen kunnen analyseren; heel belangrijk in een democratie.”

“Er moet een nationale strategie komen over hoe we omgaan met taal als zodanig”, zegt boekhandelaar Ton Harmes elders in dit nummer. Waarmee hij doelt op de aanpak van de laaggeletterdheid, en niet op een door de provincie Limburg omarmd plan om het dialect als voertaal te gebruiken in peuterspeelzalen.

Waarom zouden ouders de kansen van hun kinderen willen verkleinen door ze naar een ‘school’ te sturen waar ze in de zandbak het Kerkraads, het Elsloos of het Belfelds krijgen aangeleerd? Om die kinderen er jaren later achter te laten komen dat ze buiten de zandbak helemaal niets hebben aan dat dialect?

Zou het niet beter zijn dat ze eerst fatsoenlijk Nederlands leren? En daarna, behalve Engels, ook Frans en Duits leren, de talen van onze buren waar je ook buiten de zandbak wat aan hebt. Want voor je het weet komt een of andere slimmerik op het idee om de Hilversumse stoofpotjes na te synchroniseren in dialect. Om de laaggeletterde Limbo’s te helpen. Die hebben het toch al zo moeilijk.