Ooit, niet zo heel lang geleden, hadden we een minister van cultuur die wilde dat de kunstensector artistieke excellentie nastreefde. Nederlandse kunstenaars moesten internationaal een woordje meespreken.

Binnen de kunsten bestond dat streven natuurlijk altijd al, daar heb je geen minister voor nodig. Het is er – ondanks Halbe Zijlstra – nog steeds. Zoals bij Guus Beumer. Als directeur van diverse kunstinstellingen huurde hij de afgelopen jaren architect Herman Verkerk in voor het ontwerpen van tentoonstellingen. In de jaren 2005-2012 deed hij dat als directeur van Marres en Bureau Europa/NAi Maastricht. Beumer redde beide instellingen van de ondergang, om kosten te besparen overnachtte hij bij Marres op zolder, op een stretcher.

Bij Marres liet hij ons kennismaken met een andere kijk op exposities. Bij Bureau Europa liet hij zien dat een goede architectuurexpositie iets anders is dan een zaal vol maquettes en tekeningen. Ik herinner me prachtige presentaties, over voedsel in de stad, over de invloed van Playboy op ons interieur, over de brutalisten Alison en Peter Smithson. De meeste van die exposities waren vormgegeven door Herman Verkerk die hij later, als directeur van Het Nieuwe Instituut, ook regelmatig inhuurde. Kennelijk vindt Beumer dat Verkerk de beste is. En waarom zou je het dan voor minder doen?

Totdat, zo gaat dat in Nederland, de giftige tong van Invidia de zaak beroerde. Afgunstige collega’s van Verkerk menen dat deze als levenspartner van Beumer een voorkeursbehandeling krijgt, en vinden daarmee gehoor bij NRC Handelsblad. De Raad van Toezicht van Het Nieuwe Instituut laat nu met knikkende knieën een onderzoek instellen. Een onderzoek naar zichzelf, want Beumer heeft, naar verluidt, zijn opdrachten altijd netjes ter goedkeuring voorgelegd.

Enkele weken geleden zag ik een uitvoering van Louis Couperus’ De stille kracht door Toneelgroep Amsterdam. De enscenering was, zoals meestal, van Jan Versweyfeld, de partner van regisseur Ivo van Hove. Ze vormen een duo, zowel privé als in hun werk. Ik vermoed dat Van Hove vindt dat Versweyfeld, die een vaste baan heeft bij TGA, de beste is. Hij vindt dat niet alleen. Het duo maakt furore in Duitsland, Engeland en de VS. Binnenkort gaan ze voor een productie met David Bowie naar Broadway.

Zou Guus Beumer met rust zijn gelaten als Herman Verkerk bij Het Nieuwe Instituut een vaste baan had gehad? Als het antwoord ‘ja’ luidt, is er dan sprake van rechtsongelijkheid? Voer voor arbeidsrechtdeskundigen.

Of gaat NRC Handelsblad binnenkort ook achter Ivo van Hove aan? Zoals jaloerse collega’s daar de munitie hebben geleverd om Beumer door te lichten, zo zijn er ongetwijfeld ook theatermakers die Van Hove en Versweyfeld hun succes misgunnen. We leven immers in het land van de eerlijke kansen waar op gezette tijden de polonaise van ‘belangenverstrengeling!’, ‘onderzoek!’, ‘schuld!’ en ‘boete!’ wordt ingezet.

Opvallend aan de affaire Beumer is de doodse stilte in de cultuursector. Waar zijn ze, al die vrienden en vriendinnen die bij elke opening van een Beumer-expo hun handen stuk klapten en zijn wangen beurs kusten? Waar zijn ze, nu het aankomt op loyaliteit en solidariteit? Zitten ze stilletjes onder de trap, hopend dat de pek-en-verenkaravaan aan hun deur voorbijgaat?

Eind van het verhaal, zo valt te vrezen, is dat Beumer moet opstappen of dat hij Verkerk niet meer mag inhuren. In beide gevallen zijn de kunsten, en daarmee het publiek, de verliezer. Beumer is namelijk een van die excellente geesten die de sector in binnen- én buitenland zo goed kan gebruiken. En Verkerk is zo’n excellente ontwerper wiens ideeën vaak interessanter zijn dan de presentatie zelf.

Boven: Guus Beumer. Foto: Het Nieuwe Instituut