Als iemand in de popmuziek de gesel van de Britse pers heeft gevoeld, dan is het wel Gavin Rossdale.
Eerst die van de muziekpers, in Groot-Brittannië net zo happig op het voetstuk als op de guillotine. Met zijn band Bush maakte Rossdale grunge. Klinken als Nirvana, maar dan met een Brits accent – de Britse muziekjournalistiek offerde Rossdale bij elk nieuw album op het altaar van het landverraad. En toen moesten zijn ervaringen nog komen met het achterlijke bastaardzoontje van de journalistiek, de roddelpers. Immers: getrouwd met No Doubt-zangeres Gwen Stefani, gescheiden, en daar tussendoor nog wat rellen met buitenechtelijke mannen, vrouwen en kinderen. Erger nog: in roddelkoppen heette hij inmiddels niet meer ‘zanger Bush’ maar ‘echtgenoot Stefani’.
Dat eerste album van Bush blijft, ondanks de hoon in eigen land, een erg sterke rockplaat. Die tweede, geproduceerd door minimalist Steve Albini, in al zijn afstandelijke dwarsheid ook. Daarna begon het gekwakkel en het gerommel. Bush stopte, en Rossdale begon een nieuwe band, Institute. Het klonk als Bush, maar dan slechter. Toen maakte hij een soloplaat. Klonk als Institute, maar dan slechter. En toen kwam Bush weer bij elkaar. Ze maken ook weer platen. Niet slecht, maar op alle fronten ingehaald door de tijd. Waar de band nog steeds vonkt: op het podium. Vooral Rossdale zelf.
Een paar jaar geleden zag ik hem op Pinkpop Classic. Het was de tragiek van Bush’ geschiedenis in een notendop: terwijl muzikale generatiegenoten van hem nog steeds mochten terugkomen op het hoofdfestival, stond Rossdale met zijn herrezen band op het nostalgische mini-broertje ervan. Zijn inzet was groter dan ooit: hij rende tijdens het optreden zelfs zingend een rondje over het danig verkleinde en niettemin nog steeds matig gevulde veld. Het is uiteindelijk aanmerkelijk moeilijker om het halfvolle veld van Pinkpop Classic plat te spelen dan het volle veld van Pinkpop. Een jaar later zag ik hem opnieuw, op een uit de kluiten gewassen dorpsfestival in Vlaanderen. Bush, in 1995 nog gedebuteerd met een album waarvan er alleen al in de VS zes miljoen werden verkocht, speelde nog ruim vóór Golden Earring. En opnieuw stond Rossdale daar te spelen alsof zijn leven er van afhing.
Tijdens een van de keren dat ik hem in al die jaren interviewde, vroeg ik hem waarom hij nooit lacht op het podium. Omdat ik dat haat, zei hij. Artiesten die lachen op het podium vond hij een mate van nonchalance uitdragen die hem tegenstond. Alsof ze het er even bij deden, dat spelen. Hij kan van zichzelf in ieder geval zeggen dat hij die indruk nooit wekt.
Met die tijdelijke band Institute had hij ook het voorprogramma van U2 gedaan, in uitverkochte stadions. Ik vroeg Rossdale hoe hij zich voelde als hij in de coulissen naar U2 keek. Als een mislukkeling, zei hij. U2 was gelukt wat hem niet was gelukt: als band bij elkaar blijven als het minder goed gaat, en dan weer terugkomen, tot het weer minder gaat.
Dus houdt hij nu vast aan zijn band. Ook op halfvolle velden en dorpsfestivals.
Bush 29/9 in E-Werk Keulen, 30/9 in Trix Antwerpen en 1/10 in 013 Tilburg.