De winnaar van de belangrijkste popprijs van Nederland, de Popprijs dus, krijgt altijd een lading bier over zich heen. Het is een gebruik dat ‘ludiek’ heet te zijn, niet zelden en ook hier een eufemisme voor ‘achterlijk’.
Dit jaar kreeg die winnaar nog meer over zich heen, en wel bakken vol kritiek. De winnaar was namelijk Ronnie Flex (1992), en ik ken weinig Nederlandse artiesten bij wie zich zo’n duidelijke kloof aftekent in publieke waardering.
Na Ronnie Flex’ ontvangst van de Popprijs werd op twitter gretig uit zijn teksten geciteerd, om maar aan te geven dat hij tekstueel een lichtgewicht is. Die geciteerde teksten waren inderdaad niet Pulitzerprijs-waardig. Maar flauw was het ook.
Op de eerste plaats zijn zelfs van Nobelprijswinnaar Bob Dylan (“Wiggle, wiggle, wiggle till the moon is blue / Wiggle till the moon sees you”) en de Beatles (“A B C D / Can I bring my friend to tea”) teksten te vinden die nieuwe dimensies geven aan infantiliteit.
Op de tweede plaats heeft Ronnie Flex inderdaad teksten die vooral bedoeld zijn om 16-jarigen op de dansvloer te krijgen. Maar hij heeft ook nummers geschreven die veel dieper graven. Alleen al de titel van zijn debuutalbum was fantastisch: De nacht is nog jong, net als wij voor altijd. Zeker op de opvolgers Rémi en NORI staan fraaie persoonlijke teksten, zoals In de armen van een engel. Een tikkeltje melodramatisch, zeker, maar niet meer dan het volledige oeuvre van volkszanger André Hazes sr. En inderdaad, met veel zinnen die de spellingscontrole van mijn laptop niet zouden overleven, maar Ronnie Flex zingt dan ook in de straattaal van 2019, niet in de Word-versie van 2000.
Die kloof in waardering, het zijn er eigenlijk een paar tegelijk. In leeftijd, vooral. In mate van multiculturele achtergrond. En in benadering van muziek. Ronnie Flex komt niet uit een tijdperk waarin ‘commercie’ een vies woord was. Toen ik hem een paar maanden geleden interviewde, vertelde hij hoe hij nieuwe nummers regelmatig uittest: als hij ’s nachts aan een nieuwe beat of een nieuwe aanzet tot een refrein werkt, deelt hij het eerste resultaat soms op zijn social media. Daarna gaat hij slapen. Als hij dan de volgende dag wakker wordt, checkt hij het aantal likes en reacties. Heel veel en heel positief? Dan werkt hij het uit tot een nummer. Weinig likes of vooral kritiek? Dan zitten er kennelijk weinig mensen op te wachten, en laat hij zijn aanzet voor wat het was.
Ik vond het een fascinerend verhaal. Luistersessies met focusgroepen, werk van radiopluggers, het oordeel van muzieksamenstellers: hij slaat het allemaal over. Het is muziek maken anno 2019, door een artiest met onmiskenbaar veel muzikaal talent, zowel in de studio als op het podium, waar hij een fantastische liveband heeft.
Mij persoonlijk staat slechts één detail in de weg om fan te worden van Ronnie Flex. En dat heet Auto-Tune, de stemvervormer waar hij verliefd op is, en ook zeker heel behendig mee uit de voeten kan. Maar ja. Het blijft, hoe kundig ingezet ook, Auto-Tune. Ik haat het geluid van Auto-Tune. Misschien is het ouderwets. Misschien is het de schuld van Cher, die er ooit mee begon. Maar het is een kloof die ik niet krijg gedicht.
Ronnie Flex & Deuxperience, 15 maart 013, 6 april Parkstad Limburg Heerlen