Het is in zekere zin morbide, maar tegelijk vrijwel onvermijdelijk: het laatste werk van een artiest beschouwen als een voorschot op het vaarwel, en het ook op die manier (terug)beluisteren. Sommige artiesten maken het ook onmogelijk dat niét te doen, omdat ze dat voorschot zelf al thematiseren.
Leonard Cohen maakte de laatste jaren van zijn leven in een razend tempo albums, alsof de dood hem op de hielen zat. Het prachtige, postuum verschenen Thanks for the Dance (‘It was hell, it was swell / It was fun’) kreeg hij niet meer helemaal af; zijn zoon Adam voltooide het werk na Cohens overlijden. Drie weken voor hij stierf verscheen wel nog You Want it Darker, ook al zo mooi, vol met evaluatie van zijn bestaan, vol berustende verwijzingen naar het naderend einde: ‘I’m ready, my Lord.’
Op de laatste albums van Johnny Cash, waarvan er enkele postuum verschenen, viel vooral de terugkeer naar en terugval óp zijn geloof op, in combinatie met zijn verzwakte stem, die de teksten juist krachtiger maakte. My Mother’s Hymn Book was zelfs letterlijk een terugkeer naar het begin van zijn leven, een muzikale afronding: het album stond vol met de gospelnummers die zijn moeder hem als kind bijbracht.
Als je de neiging hebt het album als testament te beluisteren, dan trapt hij die in het openingsnummer al de grond in.
Het meest recente album van Arno (Hintjens) verscheen eind vorig jaar, en gezien de trieste mededeling dat de bijna 71-jarige zanger zo ernstig ziek was dat hij afgelopen voorjaar, nog voor corona toesloeg, zijn tournee moest annuleren, zou het sterke, stemmige en compacte Santeboutique misschien wel zijn laatste album kunnen zijn. Al stond hij inmiddels na een zware maar succesvolle operatie ook alweer op de bühne en nam hij met rapper Zwangere Guy een cover op van Non je ne regrette rien.
Zou je al de neiging hebben het album als een muzikaal testament te beluisteren, dan trapt hij die in het openingsnummer al de grond in. Niet alleen omdat het op swingende beats leunende, in Tom Waitiaanse bromkreunzang gebrachte Engelstalige They Are Coming vooral klinkt naar levenslust, ook vanwege de levendige zelfspot: ‘When I look in the mirror / I see a picture of a humorous clown / Dressed up like a middle class hero / Right wing zero.’ In Lady Alcohol, een ambivalente haatliefdesverklaring aan de fles verpakt in een donkere bluesballad, klinkt vooral een nog niet helemaal afgeronde relatie door: ‘I was not wrong to leave her / But I was wrong to come back / Now I’m trapped inside myself / Like a desperate fly in a jar.’
Eén nummer heeft op het eerste gehoor wel de bittere bijsmaak van een afscheid. Het stemmige Ostende Bonsoir, waarin Arno zwijgend van bar naar bar trekt en zijn stad een goede avond wenst. Maar ook hier is er het vooruitzicht van een volgende dag, als troost voor de tristesse: ‘La rue longue crie / Comme tous les soirs / Elle pleure des bières / Et des espoirs / C’est pas grave, demain/ Sera un autre soir.’
LEON VERDONSCHOT