Eigenlijk bestaan er in de popmuziek drie soorten frontmannen (of -vrouwen).
Degene die een gitaar nodig heeft om zichzelf houding te kunnen geven. James Hetfield van Metallica is zo iemand. Ik zag hem ooit optreden toen hij gewond was geraakt (ik weet niet meer waardoor, maar vast bij het worstelen met een beer of iets anders mannelijks), en geen gitaar kon spelen, maar zijn microfoon zelf moest vasthouden. Het zag er niet uit. Hij was een soort roker zonder sigaret: je zag de vertwijfelde lichaamshouding, het zoeken naar de juiste positie.
Dan heb je de frontman die niet overweg kan met een microfoonstandaard, maar juist al te goed met een microfoon. Dave Reumers van de Maastrichtse hardcoreband Right Direction is zo iemand: hij kan met een microfoon slingeren alsof het een lasso is, en hem precies op het juiste moment weer opvangen om verder te zingen. Ik zag vorige maand Jay-Z samen met Beyoncé in de Arena, en die verstaat de kunst van het cool vasthouden van een microfoon, of zoals hij het zou zeggen: een mic. Want dat is het, een kunst.
En er bestaat, tot slot, de frontman die leeft bij gratie van de microfoonstandaard. Liam Gallagher, voorheen Oasis, heeft er zijn kenmerk van gemaakt dat hij met zijn handen op zijn rug staat en omhoog zingt, in die eigenlijk te hoge microfoon op de standaard. Als Liam Gallagher zijn microfoon zelf zou vasthouden, moesten zijn handen van zijn rug en dan was hij Liam Gallagher niet meer.
Wie fantastisch overweg kon met een microfoonstandaard, was Freddie Mercury. Die had een halve. Dat is een statement. Aan een halve microfoonstandaard heb je in praktisch opzicht namelijk helemaal niks, je kunt hem niet eens neerzetten. Er is maar één reden voor een halve microfoonstandaard, en dat is om hem te gebruiken als showelement. Freddie Mercury kon dat. Die maakte van die halve microfoonstandaard een luchtgitaar, een sabel, de maîtrestok van een tambour-maître, en een verlengstuk van zijn lul. Liefst allemaal in één nummer. Robbie Williams heeft daar goed naar gekeken: die heeft ook een halve microfoonstandaard, en doet daar ongeveer hetzelfde mee, maar dan met een ironische twist.
Wie de koning is van de héle microfoonstandaard, is Joey Tempest van Europe. De band zal tot in lengte der dagen vereenzelvigd worden met hun grootste hit The Final Countdown, maar maakt al jaren stevige rock in de traditie van Deep Purple, en met meer invloeden uit de jaren zeventig dan de jaren tachtig. En dat allemaal zwierig aangevoerd door Tempest, een fenomenale livezanger, die een nieuwe dimensie heeft gegeven aan het zwaaien met zijn microfoonstandaard. In een soort rockballet gooit hij zijn spierwitte standaard door de lucht, een visueel spektakel dat aan elkaar hangt van poses.
In het dagelijkse leven houd ik niet van poseurs. Die horen op een podium, en daar staat Tempest dan ook.