De allergrootste hit van Mike Patton is een cover, en nog een onwaarschijnlijke ook. Easy van soulgroep The Commodores, geschreven door Lionel Richie. Met zijn band Faith No More zong Patton er begin jaren negentig een geweldige versie van, die behoorlijk dicht bij het origineel bleef. En die vooral wegbleef bij de verschrikkelijk ironische toets die genre-overschrijdende covers wel eens hebben. Het werd in Nederland een grotere hit dan het origineel.

Toen Faith No More in 2015 opnieuw op Pinkpop stond, speelden ze het nog steeds. Het kwam direct na het snoeiharde Midlife Crisis. Het fascinerende aan Faith No More is dat de band met alles weg komt, ook met deze overgang. Met metal, funk, rock en dus ook met soul. De eigenzinnigheid van de band sprak op Pinkpop alleen al uit de podiumaankleding. Iedere metal-georiënteerde band ter wereld speelt in het zwart. Faith No More in het wit. Witte doeken, overal bloemboeketten, en de bandleden in het wit.

Het was, twintig jaar na hun Pinkpop-debuut, nog steeds onmogelijk om niet naar Mike Patton te blijven kijken. Zijn charisma is even groot als ongrijpbaar. Hij lijkt op een jongere versie van Jack Nicholson, op het podium doet hij denken aan Hans Teeuwen: altijd die onverwachte wisselingen in expressie, diezelfde sardonische grijns, steeds de hand door het haar naar achteren. Ik ken geen rockzanger met dezelfde vocale wendbaarheid als Mike Patton. Hij kan krijsen, grunten, schreeuwen, croonen, hijgen, zingen en fluisterzingen, soms in een en hetzelfde nummer.

Zelfs een band als Faith No More is te begrensd om alle kwaliteiten en muzikale voorkeuren van Patton te faciliteren, dus is de lijst van zijn muzikale zijprojecten, hobby- en nevenbands niet alleen erg lang, maar ook onwaarschijnlijk breed. Neem alleen al het jaar 2001. Toen verscheen Lovage: Music To Make Love To Your Old Lady By, waarin Patton op zoek ging naar de Barry White in zichzelf.

Aan de andere uiterste vleugel van de popmuziek verscheen datzelfde jaar het album The Director’s Cut van Pattons band Fantômas: zestien nummers, allemaal vernoemd naar een klassieke film, en stilistisch een kruising tussen jazz en de meest extreme metal. De korte, explosieve nummers waren dermate onnavolgbaar dat alleen een van de strakste drummers ter wereld kon voorkomen dat dit verzandde in totale chaos. Die vond Patton in Dave Lombardo, de drummer die op menig jongenskamer tot RSI toe zal zijn na-geluchtdrumd tijdens zijn jaren bij Slayer.

Inmiddels hebben ze samen een nieuwe band. Minder chaotisch, al zal menige liefhebber van recht-vooruit-muziek na twee nummers alsnog gillend op de vlucht slaan. Maar Dead Cross, zo heet de band, is werkelijk opwindend. Puttend uit met name de hardcore en de metal, soms verrassend melodieus maar een seconde later weer intimiderend agressief, maar werkelijk geen seconde voorspelbaar. Bij weinig mensen is waanzin in betere handen dan bij Mike Patton.