De eerste keer dat ik Paul McCartney live zag, was tijdens het meest curieuze slot van een concert dat ik ooit heb gezien. Het was vier jaar geleden in Hyde Park in Londen, waar Bruce Springsteen optrad. Tijdens de laatste toegift kondigde hij een speciale gast aan, een van wie hij vertelde zelf al zijn hele leven fan te zijn geweest. Vervolgens stond McCartney opeens naast hem. Ik heb al vele artiesten naast Bruce Springsteen op het podium zien staan, en hoe charismatisch ze ook waren, ze werden allemaal teruggebracht tot jongetjes, vol van adoratie. Hier gebeurde bijna het tegenovergestelde: Springsteen keek vol bewondering naar zijn gast. Er bleek een overtreffende trap van The Boss: The Beatle.
Zo lang als gepland duurde het moment niet, want toen keek een ambtenaar van de gemeente Londen op zijn horloge, zag dat het elf uur was geweest, keek naar de vergunning waarop ’23 uur’ stond, en liet de stroom uittrekken. Het was een onvergetelijk beeld, omdat het me inzicht gaf in het tempo van een mensenmassa bij een onverwachte gebeurtenis, en dat tempo bleek heel laag. 60.000 mensen keken elkaar heel lang heel verbijsterd aan. Springsteen en McCartney hadden nog monitorgeluid, dus speelden aanvankelijk gewoon door. De menigte begon ‘Boe’ te roepen, maar de oe-klank is Springsteen gewend: zijn publiek moedigt hem altijd aan met ‘Bruuuuuce’.
Verwarring alom. En de meest Brits denkbare reactie ooit: de mensenmassa werd niet woedend, maar verliet het park onder het zingen van Monty Pythons ‘Always look at the bright side of life’.
De tweede keer zag ik McCartney in volle glorie én lengte: vorig jaar in het Ziggo Dome in Amsterdam. Hij speelde 33 nummers. Toen liep hij af, kwam terug en speelde er nog drie. Toen liep hij opnieuw af, kwam weer terug en speelde er nog vijf. 41 nummers, waarvan 25 van de Beatles en zes van Wings. Ik kan geen enkele popartiest noemen die zoveel nummers (mede) heeft geschreven die zo’n prominent onderdeel van de popgeschiedenis zijn geworden. Alleen de Rolling Stones en Bruce Springsteen komen denk ik in de buurt, en daarna op enige afstand U2, maar het verschil is wel dat die hun klassiekers schreven in een veel grotere tijdspanne. Het enige nummer dat McCartney echt niet meer haalde, was Live And Let Die, later nog een wereldhit geworden in de versie van Guns ’n Roses, de herenigde band die –als ze er in slagen bij elkaar te blijven – volgend jaar Pinkpop moeten afsluiten. De rest zong hij met gemak en vooral: met onvoorstelbaar veel plezier. Hij is een beetje gladjes, en spreekt van die zinnetjes uit die klinken als zinnetjes die hij al jaren letterlijk precies zo gebruikt, maar het speelplezier waarmee hij na al die jaren uit dat bijna onvoorstelbaar rijke oeuvre put, is ronduit indrukwekkend, en bij vlagen zelfs ontroerend.
En binnenkort staat hij dus op Pinkpop. Na de Stones en twee keer The Boss nu The Beatle. Er waren de voorspelbare flauwe grappen over zijn leeftijd. Die zullen allemaal verdampen als McCartney in juni viér generaties muziekliefhebbers zal laten meezingen met nummers die gemaakt zijn voor de eeuwigheid. Waarmee hij eigenlijk het mooiste doet dat popmuziek kan bewerkstelligen.