De afgelopen maand las ik de autobiografieën van Bruce Springsteen, Phil Collins en Laura Jane Grace (van de geweldige band Against Me!). De eerste is geweldig, de tweede een beetje saai, de derde goudeerlijk. Wat de drie artiesten gemeen hebben: een zeer kritische houding ten opzicht van hun eigen kwaliteiten, en dan met name hun vocale.

Laura Jane Grace speelde drie maanden in het voorprogramma van de Foo Fighters, zag elke avond hoe Dave Grohl een stadion uit zijn hand liet eten en dacht: dit ga ik nooit kunnen. Springsteen vindt zijn stem zijn zwakste punt en kan er nauwelijks naar luisteren. Phil Collins vindt zichzelf, ook na al die hits als zanger, nog steeds een drummer die ook is gaan zingen.

Rufus Wainwright heb ik maar één keer live gezien, in een uitverkocht Paradiso, maar ik geloof niet dat hij een hekel aan zijn eigen stem heeft. Sterker nog, ik geloof dat hij verliefd is op de stem van Rufus Wainwright. Precies dat was een van mijn twee bezwaren tegen het concert. Het andere hing er nauw meer samen: de overdaad. Het is alsof je slagroom spuit op een slagroomtaart, en daar dan nog chocoladesaus overheen giet. Maar dat is wellicht een wat benepen, zelfs calvinistische opvatting, een die nooit zal leiden tot het totaalspektakel dat Wainwright op het podium biedt, en dat zichtbaar voortkomt uit een enorm plezier daar te staan, met een indrukwekkend gemak bovendien. Daarnaast heeft Wainwright genoeg redenen tot verliefdheid op zijn eigen stem: de man kan vocaal werkelijk alles aan, van de zwierigheid van musicals tot verstilde pianoliedjes, van pop tot klassiek. Van hemzelf, van anderen: hij leverde ook grote bijdragen aan bijvoorbeeld dat meesterwerk van Antony and the Johnsons, I Am a Bird Now.

Alleen al een blik op zijn speelagenda biedt een duizelingwekkende inkijk in zowel zijn veelzijdigheid als de zegening van zijn genen: afgelopen herfst stond hij eerst in Spanje en Schotland met solorepertoire, vervolgens vierde hij in New York met een gezamenlijke concert de zeventigste verjaardag van zijn vader, de fantastische liedjesschrijver Loudon Wainwright III, waarna hij samen met zijn vader en zijn zus Martha Wainwright twee kerstconcerten in Nashville gaf. Gevolgd door de tour met Amsterdam Sinfonietta die hem nu naar Eindhoven en Heerlen brengt, en met wie eigen popnummers en aria’s en intermezzi van operacomponisten afwisselt met covers van Leonard Chohen en Joni Mitchell, en nummers van zowel zijn vader, zijn moeder Kate McGarrigle als van zijn tante, Anna McGarrigle. (Zou er in die familie ook iemand niét muzikaal zijn, als een Moszkowicz die géén rechten ging studeren?)

Welke popartiest reikt zo breed, voor welke popartiest schiet die term zo volstrekt tekort? Ik zou er geen kunnen noemen. Dat dat enorme universum van Rufus Wainwright geregeld uit fluorescerende kleuren wordt opgetrokken en naar marsepein smaakt, mag dan uiteindelijk geen enkele pret drukken.

Rufus Wainwright speelt 13 januari in muziekcentrum Frits Philips in Eindhoven en 17 januari in Theater Heerlen.