Zoals indertijd beoogd heeft het Verdrag van Maastricht de stad tot ver buiten de grenzen bekendheid gegeven. Wat doet Maastricht anno nu om die ‘Europese naam’ uit te dragen, behalve een kunstwerk op een naamloze rotonde? Waar blijft het museum waar het verhaal van het verdrag en de euro wordt verteld? door Hans Albersen

Brussel, Straatsburg, Luxemburg. In dat rijtje wilde Maastricht zich in 1991 graag scharen als vierde stad met Europese betekenis, uitstraling en imago. In de aanloop naar de Eurotop op 9 en 10 december van dat jaar leek er een gouden kans te liggen. Nederland was dat halfjaar, volgens het roulerend voorzitterschap in wat toen nog de Europese Gemeenschap heette, voorzitter van de Raad van Europa. Dankzij een succesvolle lobby van de provincie Limburg, met een hoofdrol voor gouverneur Sjeng Kremers en burgemeester Philip Houben, koos Den Haag voor Maastricht als de stad waar de Eurotop zou worden gehouden.

Maar de voortekenen waren niet gunstig. Allereerst niet bij het journaille. Vele journalisten associeerden Maastricht met de eerste Eurotop, die van 1981, toen de afsluitende maaltijd met salmonella besmet bleek, met alle gevolgen van dien. Een herkansing tien jaar na dato? We kregen hooguit het voordeel van de twijfel.

De gouden kans leek op maandag 30 september 1991 vervlogen. Die dag, in voorzitterschapsjargon later aangeduid als Zwarte Maandag, schoot Europa het Nederlandse plan voor de toekomst van Europa aan flarden. Er restten nog maar twee maanden om het tij te keren. Maar, geheel in de Nederlandse traditie van onze strijd tegen het water, lukte het om het tij alsnog te keren. Dankzij een huzarenstukje onder aanvoering van Ruud Lubbers en Hans van den Broek kwam er op 9 en 10 december een Verdrag van Maastricht over de Europese Politieke Unie én de Europese Monetaire Unie. Met die laatste zou Maastricht de geboortegrond worden van de nieuwe gemeenschappelijke munt: de euro. Waarbij Portugal, de volgende voorzitter van Europa, zo coulant was Maastricht de eer te gunnen om het verdrag te laten ondertekenen in de stad waar het verdrag was afgesloten: Maastricht. Aldus geschiedde op 7 februari 1992.

Opnieuw streek een enorm Europees circus neer in Maastricht, opnieuw in het Gouvernement aan de Maas waar twee maandag eerder de Europese Raad had vergaderd. Met één verschil. De Raad vergaderde in de Feestzaal, een grote ronde zaal op de begane grond in het bestuursdeel van het Gouvernement. Normaal een lege zaal, slechts een zwarte vleugel contrasteert er met het witte Portugese én Griekse marmer. Zelfs de muziek moest toen even wijken voor de Top.

Gelukkig is de zaal helemaal vlak want waar Europa vergadert, zijn er geen rangen en standen. De Statenzaal, een etage hoger, kent enige niveauverschillen, maar voor een ondertekeningsceremonie is dat geen probleem.

De verder lege Feestzaal kon makkelijk met ingevlogen meubilair van het ministerie van Buitenlandse Zaken worden ingericht, zodat iedereen een gelijke plek aan tafel had. En iedereen, dat waren er meer dan tot dan gebruikelijk. Want behalve het afsluiten van de Europese Politieke Unie stond ook de Europese Monetaire Unie op 9 en 10 december 1991 op de agenda. De regeringsleiders hadden dus niet alleen, traditiegetrouw, hun minister van Buitenlandse Zaken bij zich, maar ook hun minister van Financiën. Voor Nederland was dat Wim Kok. Voeg daarbij dat ook de voorzitter van het Europees Parlement en de voorzitter en twee vicevoorzitters van de Europese Commissie aanschoven en je komt uit op veertig gespreksdeelnemers. Allemaal in die ene Feestzaal. Alleen aangevuld met tolken om in de negen talen van het Europa-van-toen geen Babylonische spraakverwarring te laten ontstaan.

Een verdrag tekenen is één ding, een verdrag van kracht laten worden in de hele Unie was heel wat anders. Het nieuwe verdrag maakte in Europa tal van politieke krachten los. In alle (toen nog) twaalf lidstaten moesten de parlementen het verdrag ratificeren. In sommige landen, zoals Ierland, Denemarken en Frankrijk, kon dat pas na een referendum.

De kleine landen niet te na gesproken, was Frankrijk als grootmacht toch de beeldbepalende natie. Wie in 1992 tijdens zijn vakantie Frankrijk aandeed, kan het zich nog herinneren, overal in het land hingen de affiches met ‘Maastricht Oui’ en ‘Maastricht Non’ en waren dezelfde teksten op bruggen, viaducten en muren gekalkt. De Fransen maakten ook anderszins werk van het referendum. Kranten drukten in speciale bijlagen het hele verdrag af zodat de lezers/kiezers konden weten waar het om ging.

In Maastricht volgden we de ontwikkelingen in Frankrijk met klamme handen. Een Frans ‘Non’ zou ons bijzetten in steden met een negatieve klank, in die tijd een rijtje met namen als Bhopal en Tsjernobyl – terwijl wij ons liever koesterden in de stralende sterren op de Europese vlag. Met de uitslag van het Franse referendum, een magere 51 procent ‘Oui’ tegenover 49 procent ‘Non’, leek de weg naar succes verzekerd.

De hernieuwde mediabelangstelling voor Maastricht vanuit uit de Europese lidstaten na 7 februari 1992, de dag van de ondertekening, was voor ons een indicatie in welk land een parlementaire behandeling van het verdrag aanstaande was. Journalisten kwamen dan graag even terug naar Maastricht om te kijken hoe de vlag er bij hing. Zoals ze ook terugkwamen rond 1 november 1993 toen het verdrag daadwerkelijk in werking trad. En terugkwamen in 2001, aan de vooravond van de invoering van de euro op 1 januari 2002. En terugkwamen toen de Europese Centrale Bank tijdens een bijzondere vergadering op 7 februari 2002 in Maastricht de balans opmaakte van de invoering van onze uniforme munt.

Met het verdrag kreeg Maastricht een gigantische naamsbekendheid, in Europa maar ook ver daarbuiten. We werden meer dan een voetnoot in de Europese geschiedenis. Hadden we vooraf geweten dat dit Verdrag er zou komen, dan hadden we ons veel werk en inzet kunnen besparen. Een mega-promotiecampagne moest Maastricht op de kaart zetten – van de inhoud moest het na Zwarte Maandag niet meer komen. En alleen het simpele feit dat Maastricht de locatie van de Eurotop was, zou niet voldoende zijn – hoewel het uniek was dat een niet-hoofdstad twee keer zo’n bijeenkomst mocht huisvesten.

Maar Maastricht had goede ijzers in het vuur om Den Haag tot die beslissing te brengen. Een goede lobby is natuurlijk onontbeerlijk, aan de basis ligt hoe dan ook de kracht van argumenten. En argumenten had en heeft Maastricht: gelegen midden in een mini-Europa: de Euregio Maas-Rijn. Een gloednieuw Gouvernement, prima gelegen, goed te beveiligen en met legio vergaderfaciliteiten op hoog niveau, het leek alsof architect Gerard Snelder het gebouw voor zo’n Eurotop had ontworpen. Daarnaast een internationaal georiënteerde regio met (dank zij de toeristische traditie van de streek) voldoende hotelbedden én een nieuw congrescentrum, het MECC, dat op twee dienstwagenminuten van het Gouvernement als internationaal perscentrum fungeerde.

De typische couleur locale die een stad aan een vergadering van de Europese Raad kan geven, is inmiddels passé. Tijdens de Eurotop van 2001 in Nice werd besloten tot een andere stemverhouding in de Raad van Ministers, hetgeen nadelig uitpakte voor België. Ter compensatie eisten en kregen de Belgen de toezegging dat, zodra de Unie achttien leden zou tellen, alle bijeenkomsten van de Europese Raad in Brussel zouden worden gehouden. Inmiddels telt de EU 28 lidstaten, en worden de veelal spraakmakende bijeenkomsten van de Europese Raad inderdaad elk jaar in Brussel gehouden.

Europa heeft Maastricht veel gebracht. We staan inmiddels in het lijstje Brussel, Straatsburg, Luxemburg, Frankfurt. En Schengen. Schengen? Ja, Schengen!

Europese verdragen kennen geen competitie. Maar het nog geen 4000 inwoners tellende Luxemburgse grensplaatsje heeft aan het Verdrag van Schengen, beter bekend als de Schengen Akkoorden, een heus Europees museum overgehouden. Net als Schengen ligt Maastricht vlakbij een drielandenpunt, een symbolische plek voor internationalisering, maar de stad heeft (buiten een vaste expositie in het goed beveiligde Gouvernement) geen museum dat aan het Verdrag van Maastricht herinnert. De stad zelf kent slechts één als zodanig herkenbaar aandenken aan dat verdrag, een kunstwerk van Maura Biava, The Stars of Europe, op een naamloze rotonde tussen het Gouvernement en Plein 1992. Een plek om te bezoeken, om er kennis op te doen, informatie te krijgen over de euro en de geschiedenis van de Europese munt, is er niet. Geen plek om de r-EU-ring van toen en nu te beleven.

Maar het kan nog steeds. Juist in Maastricht, de stad waarvan de inwoners zich de geuzennaam ‘Sjengen’ hebben aangemeten. Als het nu niet lukt, bij dit zilveren herdenken, kan het nog in 2018, een kwart eeuw na de daadwerkelijke inwerkingtreding van het Verdrag van Maastricht. Dan is Europe Calling Again.

Hans Albersen was ten tijde van de ondertekening van het Verdrag van Maastricht hoofd communicatie bij de provincie Limburg