Randy Newman komt spelen. Met alles wat hij nodig heeft: een piano en een berg verhalen. Om naar te luisteren. Boven alles voelt hij zich een observator van menselijk leven en gedrag. “Ik dacht: je hoeft alleen maar te luisteren. Het is geen James Joyce!”
Meer dan 35 albums heeft Randy Newman (1943) gemaakt, maar zijn carrière laat zich vrij handzaam samenvatten in twee daarvan: Randy Newman Songbook uit 2003 en het vorig jaar verschenen vervolg daarop. Ze bieden enkele tientallen van Newmans beste nummers, allemaal in een versie die vooral de vraag opwerpt waarom hij ooit heeft bedacht dat zijn songs meer nodig hebben dan slechts wat we hier horen, namelijk zijn stem en zijn piano.
Het fijne aan Randy Newman is dat hij niet erg goed kan zingen. Sterker nog, het is alsof hij het niet eens probeert, en dat is waarschijnlijk maar goed ook. Hij zingt niet, hij vertelt. Zingen zou slechts afleiden van datgene waar het bij Newman om gaat: teksten en melodielijnen. Zoals zijn teksten schuren, zo vloeien zijn melodieën. Het is alsof hij ze letterlijk uit zijn mouw schudt. Voor hij op jonge leeftijd een platencontract kreeg, schreef hij al muziek in opdracht. In zekere zin is hij dat blijven doen, want Newman is een van de meest productieve makers van filmmuziek ter wereld. En een van de meest gelauwerde: hij werd twintig keer genomineerd voor een Oscar voor zijn filmmuziek. Hij won er een, voor zijn nummer I Didn’t Have You bij de film Monsters, Inc. Een van de vele animatiefilms waarvoor Newman de laatste jaren de muziek schreef. Shrek, Toy Story: al die films vol door het leven struikelende goede lobbesen laten zich goed begeleiden door de stem van Newman, waarin de tragiek nooit ver weg is.
In die nummers is hij Woody Allen met een piano, of vaker nog: een orkest. Maar in veel andere, bij zijn fans geliefde nummers, is hij de ironische glimlach voorbij, daar is hij scherper, op het venijnige af. Daar wordt hij gevaarlijk, en dus onbegrepen. Het meest bekende voorbeeld is zijn nummer Short People (ook geschreven voor een film, overigens) waar hij de vloer aanveegt met kleine mensen op een manier die zo evident ironisch is, dat het een wonder lijkt dat iemand er aanstoot aan kon nemen. En toch gebeurde dat, en vrij massaal ook, er stonden zelfs (kleine) demonstranten bij zijn optredens. Een paar jaar geleden kreeg hij in een interview de vraag of hij dergelijk onbegrip niet had kunnen voorzien. Hij bleef bij zijn antwoord van decennia geleden: nee. “Ik dacht: je hoeft alleen maar te luisteren. Ik bedoel, het is geen James Joyce. Het heeft een tijd geduurd voor ik me realiseerde dat mensen muziek zo niet tot zich nemen. Werkelijk luisterend. Ze doen ondertussen allerlei andere dingen.” Het bracht hem ooit tot de conclusie dat “chips eten op een feestje en naar mijn muziek luisteren” zich niet laten combineren. Een paar keer in zijn leven heeft hij een eigen nummer voorbij horen komen in een restaurant. “Maar dat waren ongebruikelijke restaurants.”
Albums met nieuw materiaal heeft hij de laatste jaren nog maar weinig gemaakt, een verwijt dat hij in interviews half schuldbewust weglacht. Maar als hij dan nieuwe nummers schrijft, blijkt hij verre van milder gestemd. Zijn recente nummer A Few Words in Defence of Our Country (uit 2008, en dus nog de erfenis van Bush ademend) doet onmiddellijk denken aan zijn klassieker Political Science, met de onvergetelijke zinnen “They all hate us anyhow/ So let’s drop the big one now”.
Opvallend op zijn nieuwe Songbook is de aanwezigheid van het nummer Birmingham. Hij schreef het na de (opnieuw) felle reacties op zijn nummer Rednecks. Die redneck uit zijn eigen nummer (“We’re Rednecks / we don’t know our ass from a hole in the ground / we’re Rednecks / and we’re keeping the niggers down”), die behoefde bij nader inzien wat meer context, oordeelde Newman. Dus gaf hij hem een woonplaats, Birmingham, een plaats die destijds geen beste reputatie had. Maar Newmans hoofdrolspeler houdt van zijn stad. Het is wat hij wil zijn, zei hij onlangs in een interview: de observator van menselijk leven en gedrag. “Ik hoop dat ik er goed in ben.”
Dat is hij en hij zal het zelf ook weten. Al heeft het hem nooit groot commercieel succes opgeleverd. En dat is maar goed ook, zei hij een paar jaar geleden: hij zou het niet hebben aangekund. “Gelukkig heb ik genoeg nummers geschreven die mensen niet leuk vonden.”
Randy Newman speelt 25/2 in Brussel, 26/2 in Hasselt, 22/3 in Antwerpen en 24/3 in Tilburg.