Nu het Evoluon in de verkoop staat, houdt Eindhoven de adem in. De stad wil de ‘vliegende schotel’, een staaltje futuristische sixties-architectuur, graag behouden, de betrokkenheid bij ‘ons Evoluon’ voelt veel persoonlijker. ANNEKE VAN WOLFSWINKEL duikt in de herkomst van dat gevoel.

Op een vroege voorjaarsdag lijkt de koepel van het Evoluon op te lossen in het wit van de dunne bewolking, en gewichtloos te worden. Een hek dat na doortastend morrelen niet echt op slot blijkt te zitten, geeft toegang tot het park met de ronde vijver die, als een schaduw, precies zo groot is als het Evoluon zelf. Het ruisen van de fonteinen overstemt hier het voorbijrazende verkeer. Van de afwateringsbuizen ligt er één in een slordige spiraal op de grond, te wachten op reparatie.

Sinds Philips in het najaar aankondigde het Evoluon te verkopen, maken maar liefst twaalf projectontwikkelaars toekomstplannen voor de ‘vliegende schotel’. En hoewel Philips heeft beloofd daar zorgvuldig uit te zullen kiezen, heerst in de stad de vrees dat het icoon van Eindhoven te grabbel wordt gegooid aan de hoogste bieder. Inderhaast lanceren politici halfbakken plannen: de provincie wil er een nationaal designmuseum vestigen, de cultuurwethouder heeft liever een stadsmuseum. Bezorgde burgers verenigen zich in de Stichting Vrienden van het Evoluon, en de Henri van Abbestichting, een plaatselijke erfgoedwaakhond, is ongerust.

Dat het gebouw in februari de status van Rijksmonument kreeg, is goed nieuws, maar geen garantie: gebouw en vijver hebben de status wel, de rest van het park moet het zonder doen. Dat de schotel een knap staaltje Space Age-architectuur is die met enige zorgvuldigheid behouden moet blijven, daar is iedereen het over eens. Maar de betrokkenheid van Eindhovenaren bij het lot van ‘ons Evoluon’ gaat dieper, en voelt veel persoonlijker.

In het restaurant, gevestigd in een zijvleugel van de schotel, is het druk. Er komen flarden Nederengels voorbij over technische onderwerpen, mensen lopen in en uit, op weg naar één van de zaaltjes in later toegevoegde bijgebouwen. Een oudere heer drinkt een kop koffie en kijkt zwijgend door de glaswand naar de vijver en de schotel die erin wordt weerspiegeld.

Anke Verbakel (50) was acht jaar toen ze met haar vader vanuit Helmond voor het eerst het Evoluon bezocht. “Als je binnenkwam versprong het bezoekerscijfer dat in metershoge glazen buizen hoog boven de grond hing. De glazen lift, die tot de bovenste ring ging, leek uit een Star Wars-film te komen. Het liefst kroop ik in een grote stoel met ingebouwde luidsprekers waar muziek uit kwam, en staarde naar dat geheimzinnige plafond.” Verbakel ging net als haar vader en grootvader bij Philips werken, op de salesafdeling. In 2013 was ze in het Evoluon bij het concert van de Duitse band Kraftwerk. “Opnieuw keek ik omhoog, en ik dacht aan vroeger.”

Vanaf de opening in 1966 tot de sluiting in 1989 bezochten tien miljoen mensen de expositie die Philips in het Evoluon had ingericht. Gebouw en expositie waren een cadeau van het 75-jarige elektronicaconcern, toen nog een wereldspeler, aan de medewerkers en de Nederlandse bevolking. Het idee kwam van directeur Frits Philips, het ontwerp was van Louis Kalff en Leo de Bever. Op 24 september 1966 opende Prins Bernhard het high tech gebouw met een ultramoderne ponskaart.

Het Evoluon was uitdrukkelijk geen showroom van Philipsproducten, maar een groots opgezette tentoonstelling over de evolutie van de technologie en de invloed daarvan op het leven van alledag. Revolutionair waren de installaties waar je aan mocht komen. Hard fietsen om een lamp te laten branden, mechanische roeibootjes laten varen op een vijver, een computerstem manipuleren zodat die in verschillende toonaarden het woord ‘koffie’ uitsprak – jong en oud waren ermee in de weer.

Zoals Tom Haak (61), die er in 1968 met zijn klas op schoolreisje was, met de trein helemaal vanuit Velp. Het gebouw herinnert hij zich nog goed, zo vrij in het groen als het toen nog stond, aan de rand van de stad. “Het was behoorlijk imposant om onder die betonnen schotel te staan. Het was net of er een ufo was geland.” De opvoedkundige doelstelling ging aan de jongens voorbij. “We waren twaalf, we zwermden door het gebouw met maar één missie: zoveel mogelijk installaties buiten gebruik zien te krijgen. De meester liep radeloos rond in een poging om onze vernielzucht in te dammen.” Toch ging Haak later bij Philips werken, bij personeelszaken.

Ansichtkaart uit 1966.

Vijftig jaar later is de lange gang die vanuit de ontvangsthal naar de schotel leidt leeg en donker. Een paar details zijn bij de opeenvolgende moderniseringen ongemoeid gelaten. De vierkante handgrepen op de klapdeuren, van grijsbruin geglazuurd keramiek, zijn vintage 1966. Het oorspronkelijke logo van het Evoluon dat er op staat, een lijn die zich dynamisch rond een stip slingert, had net zo goed van een gymnastiekvereniging kunnen zijn. Het glazuur voelt koud aan.

Rob Fastenau (64) werkte vijftien jaar in het NatLab (Natuurkundig Laboratorium) van Philips, die kiem van zijn loopbaan werd gelegd in het Evoluon. In 1969, hij was zestien en woonde met zijn ouders in Vlissingen, mocht hij door een gelukkige loting naar het Evoluon, voor een tweedaags Philips-evenement voor hbs-scholieren. “Ik moest er in mijn beste kleren naar toe, mijn ouders kochten zelfs een nieuwe lange jas voor mij. We mochten in een labruimte metingen verrichten aan een motor, die in mijn herinnering heel groot was. Ook was er een forum met topwetenschappers van Philips. In ons gezelschap zat ook een zoon van PvdA-leider Joop den Uyl, die kritische vragen stelde. Er kwam in die tijd meer kritiek op de negatieve kanten van technologie, zoals kernafval en milieuvervuiling.”
De deskundigheid van de Philipswetenschappers maakte diepe indruk. Fastenau, die als Zeeuws jongetje op de dijk had staan kijken bij de aanleg van de Deltawerken, koos voor een studie natuurkunde in Delft. Na zijn promotie kwam hij in het NatLab terecht – toen een topinstituut voor fundamenteel fysica-onderzoek. De tijd dat de bomen nog tot in de hemel groeiden was weliswaar voorbij, maar het was nog vóór de sluiting van het Evoluon (1989), vóór Operatie Centurion (1990), waarbij 50.000 Philipsbanen verdwenen, vóór de verhuizing van het hoofdkantoor naar Amsterdam (1998), en lang vóór de naam van hoofdsponsor Philips verdween van het PSV-shirt (2016).
Daarmee raken we de kern van de pijn waar het lege Evoluon symbool voor staat. Met weemoed denken veel Eindhovenaren terug aan hun jonge jaren en de tijd dat het bruisende Evoluon het technologisch en economisch optimisme voedde in een tijd dat Philips marktleider was, een familiebedrijf bovendien, dat Eindhovenaren bij elkaar bracht en trots maakte.

Inmiddels liggen de kaarten anders. Wie nu het Evoluon binnenloopt staat in een lege huls – tenzij het gebouw die dag is afgehuurd voor een flipperkastshow of Q-koorts-conferentie. Maar de blik wordt nog steeds naar boven getrokken, naar het cassetteplafond met de lichtkoepel. De glazen lift zit op slot, alleen de monumentale trappen leiden nog naar boven. Dwalend over de verlaten ringen, steeds hoger, verandert de blikrichting en kijk je de diepte in. Buiten raast het verkeer, hier binnen is het stil. Het Evoluon zwijgt, en wacht.

Met dank aan Jules Ruis