Kleding geeft uitdrukking aan de tijdgeest. Ontwerpers voelen wat in de lucht hangt en op de catwalk zien we de weerspiegeling van dat collectieve bewustzijn. Ook de recessie heeft zijn weerslag op de mode, maar de tijd van eenduidige vertalingen lijkt voorbij. “Als dat verband zou kloppen, dan speculeren ontwerpers met de terugkeer van de rokken tot op de kuit op een blijvend kil beursklimaat.”
De recessie. ‘n feest voor modeontwerpers
Dizzy Gillespie wist al: in tijden van economische neergang trek je je fleurigste pak aan. Hoezo bezuinigen? Het leven moet gevierd worden! In de hoogtijdagen van de swing-jazz in de jaren veertig van de vorige eeuw – niet het meest welvarende decennium – zetten Gillespie en Louis Armstrong de trend voor de zoot suit: ruimvallende pakken met opvallende strepen of ruiten, overdreven wijde schouders en pofbroeken met belachelijk hoge tailles. Op het hoofd een porkpie-hoedje en swingen maar. Ook de Zazous in Parijs die dandyisme tot lifestyle hadden verheven, hadden hun buik vol van zuinigheid en reageerden met extravagante kleding waarbij niet op een metertje stof gekeken werd. Alle materiële malaise van de oorlogsjaren ten spijt ging de jeugd voor groots en meeslepend, en kleedde zich ernaar.
Was het nog maar zo eenvoudig. Mode is een grillig en dynamisch verschijnsel. Hoewel kort van geheugen, want ieder seizoen is anders, maakt een blik in de geschiedenis duidelijk dat kleding aan tijd gebonden is. Net als de mens heeft ook de mode een groot aanpassingsvermogen. Eveneens menselijk is het verlangen om zich met kleding te onderscheiden en zo betekenis aan zichzelf te geven. En recessie of niet: ontwerpers en modehuizen proberen dat verlangen aan te wakkeren. Ook in zware tijden blijft mode een verleider. In een poging grip te krijgen op deze tegenstrijdigheid zijn journalisten en trendwatchers naarstig op zoek naar wetmatigheden. Een rode draad, het liefst een die bewijst dat mode reageert, anticipeert en zelfs speculeert op maatschappelijke gebeurtenissen.
Mode als glazen bol? Tja, er zijn modejournalisten die beweren dat ze de donkere crisiswolk al van verre zagen aankomen. In het voorjaar van 2008 trok Suzy Menkes, de machtige modejournaliste van The International Herald Tribune, al haar conclusies bij het zien van dalende roklengtes. “Hadden de hedge fund hotties hun ogen maar van het scherm gehaald en naar de enkellange jurk van Angelina Jolie gekeken”, verzuchtte ze. Ook Elsevier-journalist John de Greef refereerde al vroeg aan de relatie tussen het klimmen en dalen van koersen en roklengtes. “Als dat verband zou kloppen, dan speculeren ontwerpers met de terugkeer van de rokken tot op de kuit op een blijvend kil beursklimaat.”
De trend voor deze ijzeren wet werd gezet in de jaren dertig van de vorige eeuw tijdens de The Great Depression. De Eerste Wereldoorlog had vrouwen midden in de maatschappij gezet en bij die nieuwe levensstijl hoorde meer bewegingsvrijheid: de rok werd korter. Met de Wall Street Crash in 1929 kwam aan de jongensachtige koers van de roaring twenties een einde. De onzekere tijden wierpen de vrouw weer terug in haar traditionele rol: keurig en braaf met bijpassende lange rok.
De glazen bol kreeg gelijk. In oktober bleek het nog steeds kil op de beurs en tijdens de shows voor de zomermode 2009 constateert John de Greef: “De wereldeconomie schudde op haar grondvesten, banken tuimelden, maar de ontwerpers vierden feest.” Hoewel de crisis nog niet was losgebarsten toen de ontwerpen voor deze collecties op de tekentafel lagen, lag het recessiegevaar al op de loer. Desondanks stemmen de zomercollecties niet somber, integendeel. Iedereen is het er over eens: het beeld is kleurrijk en vrolijk. Uitbundigheid ter compensatie van het dreigende onheil of struisvogelpolitiek?
Op de Parijse catwalks kristalliseerde zich dit seizoen nog een andere parallel met crisistijden uit het verleden: de jaren tachtig. De strenge, zakelijke en krachtige powerdressing die destijds macht en controle moest uitdragen, komt tot uiting in harde contouren, meer volume en nadruk op de schouderpartijen. De ‘eightiesrevival’ richt zich echter vooral op de welvarende jaren tachtig van de yuppen op Wall Street, toen het mannenpak in korte tijd furore maakte. Het is de tijd na de punk, waarin ontwerpers als Vivienne Westwood onder het motto destroy your destroyer een dikke middelvinger opstaken naar de verhardende samenleving. Zo’n agressiviteit hebben we afgelopen jaar niet gehaald op de catwalks, maar vooruitblikkend op winter 2010 lijken de jaren tachtig voor sommige ontwerpers wel hét antwoord op angstige tijden. Krachtige silhouetten, blazers met brede schouders, zwart leer en allerlei varianten van het Wall Streetpak zetten de toon. Achter de boodschap zit echter een luxe uitvoering in materialen zoals bont en leer. Als we dan al toch iets moeten kopen, laat het dan in ieder geval een blijvertje zijn. Verder is het beeld sober, klassiek en veilig: een teken dat het nu echt menens is.
Tot zover de wetmatigheden. Wie alleen de signalen met een duidelijke verwijzing naar recessies uit het verleden beschrijft, doet geen recht aan de complexiteit van mode. Want tussen de bomen in het bos is meer aan de hand. De invloed van de recessie gaat verder dan schoudervullingen en roklengtes. En zoals elke crisis biedt ook deze perspectieven. In tijden van bezinning ontstaat ruimte voor innovatie, creativiteit en nieuwe invalshoeken. Bovendien kan er eindelijk eens schoon schip worden gemaakt. Iemand als Karl Lagerfeld is dan ook blij met de financiële misère, zo meldde de Volkskrant enkele weken geleden. Het werd tijd, vindt hij, om eens flink met de bezem door het modelandschap te gaan. Even de boel goed opruimen, want het wereldje was de laatste tijd nogal kunstmatig en op hol geslagen.
Daar heeft Lagerfeld zeker een punt. De democratisering van de mode sinds de jaren tachtig heeft geleid tot een nerveuze heksenketel. De snelheid waarmee catwalktrends vertaald worden in commerciële collecties is enorm toegenomen en met twee collecties per jaar ben je als ontwerper nog niet klaar. Het allesverslindende tempo, het grenzeloze vertrouwen in de economie en de daarmee gepaard gaande hebberigheid doen denken aan de financiële markt. Het kon niet op, zo leek het.
Maar de wal kan het schip keren. Viktor&Rolf tekenden in de wintercollectie 2008/2009 al protest aan met hun NO-collectie. Maar ook een jonge generatie Nederlandse ontwerpers is opgestaan om tegenwicht te bieden aan de ontwikkelingen. Monique van Heist vroeg zich af “waarom een broek na twee seizoenen niet meer goed zou zijn” en komt deze maand met Hello Fashion, een collectie die geheel los staat van trends en seizoenen. Ook het jonge ontwerpersduo And Beyond laat het voorlopig bij één collectie per jaar. Mode moet langer meegaan, vinden ze en stellen de waarde van een kledingstuk opnieuw ter discussie, waardoor het begrip verlangen een nieuwe invulling krijgt. In plaats van snel, veel en goedkoop, wordt het duurzaamheid en kwaliteit met doordachte ontwerpen en vakmanschap als basis. De aanstormende generatie ontwerpers laat hiermee een verfrissende kijk op mode zien. Een visie die conceptueel, onderzoekend en rebels is, precies volgens de Nederlandse vormgeverstraditie. In de jaren negentig was er Le Cri Neerlandais met exponenten als Viktor&Rolf en Alexander van Slobbe, die met dit polderhandschrift naar Parijs trokken en daar de aandacht van de internationale modepers wisten te trekken. Nu hebben we een nieuwe generatie talentvolle ontwerpers, individuen die gebaande paden links laat liggen en zich niet laten afleiden door de hysterie van de modecyclus met alle commerciële belangen die daarbij horen. Laat de crisis maar razen, lijken ze te denken, wij vinden onze weg wel.
Man in root-suit, circa 1943. Foto Doc Helm Memorial Fund
And beyond, collectie Spectacle. Foto Barrie Hullegie en Sabrina Bongiovanni