Kandidaat!
Werd afgelopen zomer in de randstedelijke kranten een serieus debat gevoerd over de houdbaarheid van de Thorbecke-doctrine (over kunst en overheidsbemoeienis), meer zuidwaarts wordt daar wat pragmatischer mee omgesprongen. Zonder de naam van de liberale grondlegger van ’s lands grondwet te noemen, wordt die doctrine regelmatig met een korreltje zout genomen.
Zo zei de Venlose cultuurwethouder Peter Frey (GroenLinks) afgelopen voorjaar tijdens zijn openingsrede bij de Jacqueline Böse-expositie in Domani doodleuk dat hij de directeur van het gemeentelijke museum Van Bommel Van Dam opdracht zou geven een van de getoonde werken aan te kopen. Applaus. Niemand die hem na afloop, verwijzend naar Thorbecke, erop wees dat het aankopen van schilderijen voor het museum misschien wel niet tot zijn takenpakket behoort.
In Maastricht zorgt nu een 600 meter stoffen doek van kunstenares Fransje Killaars, dat de ijzige Statenzaal in het Gouvernement eindelijk op temperatuur heeft gebracht, voor nogal wat opwinding onder de dames en heren politici. Een meerderheid van de “briesende statenleden”, aldus een reportage op L1 Radio, vindt het helemaal niets. VVD’er Jos van Rey constateerde dat de nieuw ingericht Statenzaal aanvoelde als de kermis. Dat stelt gerust. Pas als Van Rey de kunst gaat prijzen, worden we waaks. Aan de andere kant van het politieke firmament meldde SP’er Thijs Coppus (op zijn weblog) dat hij en zijn collega’s zichzelf de gelegenheid moesten geven te wennen aan het kunstwerk. Daarna is, aldus Coppus, “nog tijd genoeg om het kunstwerk mogelijk aan te passen.” Naald en garen in de aanslag, maar geen spoor van Thorbecke.
Wel werd in hetzelfde Provinciehuis vrijwel tegelijkertijd een nieuwe cultuurprijs van 50.000 euro uitgeloofd voor een instelling die door een groeiend publieksbereik meer inkomsten genereert en daardoor subsidieonafhankelijk wordt. Mijn hart sloeg over. Meer publiek > meer inkomsten > geen subsidie? Het lijkt verdorie Zuiderlucht wel !
Met hart en ziel stellen we ons officieel kandidaat. Als we winnen, kunnen we ons, net als de statenleden en negentig procent van de beroepsbevolking, eindelijk verzekeren tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid.