t Is een kwestie van geduld
rustig wachten op de dag
dat heel Holland Limburgs lult.
Wie kent hem niet, deze wat balorige tekst van Rowwen Hèze die ik jarenlang als camp heb beschouwd. Fout! Het deuntje klonk begin maart in Echt, waar de PVV haar verkiezingsoverwinning vierde, als een soort hymne. Niks camp, het was menens, getuige ook het motto: ‘En nu zijn wij aan de beurt.’ De frustratie zit kennelijk diep.
Dat gans het land in een regionaal dialect vervalt gaat wat ver, maar een wezenlijk deel van de kiezers meent serieus dat Limburg exclusief voor etnische Limburgers is bestemd. Intussen staat me het Volkskrant-interview met PVV-lijsttrekster Laurence Stassen van een maand geleden bij waarin ze zeer stellige meningen afwisselt met een tamelijk summiere kennis der feiten. Bij uitstek een sign o’ the time, die combinatie – het bestaansrecht ook van de sociale media waarvan sommigen menen dat hun heilzame werking zich zelfs uitstrekt tot het brengen van democratie in tot voor kort toekomstloze dictaturen.
Intussen moet, rampspoed in Japan en revoltes in het Midden-Oosten ten spijt, in het gouvernement de verkiezingsuitslag worden vertaald in een nieuw provinciebestuur. De PvdA zal daar niet bij zijn. Een vreemde gewaarwording voor het ‘culturele veld’ dat de afgelopen acht jaar werd bediend door PvdA-boegbeeld Odile Wolfs. We wisten bijna niet beter dan dat kunst en cultuur in deze provincie een kroonjuweel is van de sociaal-democraten.
Door de verkiezingsuitslag zullen nog meer vaste patronen gaan verdwijnen. Hetgeen – elk nadeel heeft zijn voordeel – ook weer volop kansen biedt. Een heroriëntatie op wat als vanzelfsprekend wordt beschouwd, kan nooit kwaad, in dat opzicht heeft mevrouw Stassen, toen ze ons op 2 maart “een nieuwe wind” beloofde, een punt.
Vooral in het domein waar cultuur en bestuur elkaar ontmoeten, van subsidieverlening tot de plannen rondom Maastricht Culturele Hoofdstad, van de inrichting van de Timmerfabriek in Maastricht tot de aanpak van Q4 in Venlo, barst het van de automatismen en platgetreden paden. Dat is niets om hysterisch over te doen, het zoeken naar het vertrouwde is de mens eigen – net als het te lang vasthouden daarvan. Dat was de Amsterdamse wethouder Carolien Gehrels ook opgevallen, waarna ze besloot tot het aantrekken van twee ‘kunstschouwen’, een uit Engeland en een uit Turkije. Hun ervaringen en aanbevelingen zijn een-op-een van toepassing op de Limburgse situatie.
Een greep:
– wees trots op de bestaande culturele infrastructuur, de roep om aanpassing is een luxeprobleem;
– er is geen visie op cultuureducatie. Cultuureducatie is geen schoolvak, cultuur moet worden opgenomen in alle lessen, gebruikt worden om lees-, schrijf- en rekenvaardigheid te bevorderen;
– musea zijn op de eerste plaats een culturele instelling, en dan pas een toeristische attractie;
– muziekscholen richten zich te veel op kinderen van blanke, welgestelde gezinnen;
– culturele instellingen werken nauwelijks samen.
“Iedereen doet zijn eigen ding”, zegt Görgün Taner, een van de twee Amsterdamse kunstschouwen, over die laatste constatering, en voegt eraan toe: “Typisch Nederlands.” Wat heet. Het heeft me altijd bovenmatig gefascineerd hoe in de cultuurwereld de ene cultuurpaus geen enkele interesse aan de dag legt voor wat de ander doet. Cross overs? Ha! Ze ontmoeten elkaar alleen op de (virtuele) plaatsen waar de vleespotten staan. Niet om samen te werken, maar om te concurreren.
Wie er in het nieuwe provinciebestuur ook kunst en cultuur in portefeuille krijgt: wees wijs en huur een kunstschouw in. Goed voor kennis en inzicht, goed ook als spiegel voor al die kunstmannetjes en -vrouwtjes die halsstarrig hun eigen ding lopen te doen.
Een kunstschouw: je vraagt je af waarom staatsecretaris Halbe Zijlstra nooit op dat idee is gekomen.
WIDO SMEETS
hoofdredacteur