De economischer crisis houdt stevig huis onder architecten. Ook AMA, het bureau van Arno Meijs, moest eraan geloven. Vorige maand ging het bedrijf failliet. Een gesprek met Meijs en Roel Graven over de ondergang, de doorstart, prijsvechters, dure cadeautjes en revolutiebouw.
Geen architect ontkomt aan de crisis. De concurrentie is moordend, en reputaties bieden geen enkele garantie. Kleine bureaus, zelfs eenpitters, gaan er bij inschrijvingen steeds vaker met de hoofdprijs vandoor.
Architect Arno Meijs: “Vijftig kantoren die inschrijven op één project. Dat komt voor. Net als bureaus van grote naam en faam die in dat soort gevallen op de 43e plaats eindigen.” Opdrachtgevers kijken naar het bedrag onder de streep. Dat telt. Meijs: “Met ons ontwerp voor Entre Deux, het winkelcentrum in Maastricht tussen Markt en Vrijthof, hebben we tot in Amerika prijzen gewonnen. Maar voor die lof koop je in de huidige marktsituatie weinig tot niets. Ik geef een voorbeeld zonder het betreffende project nader te omschrijven: voor een ingewikkelde klus waar veel ervaring nodig was, schreven wij in met een in onze ogen zeer scherpe prijs van 1,8 miljoen euro. Het winnende bureau kon het tegen vier ton aannemen.”
Plots was daar in juni de onheilstijding: Arno Meijs Architecten (AMA) in Maastricht was failliet. Oprichter Arno Meijs. “We wilden goed voor ons personeel zorgen. Op basis van onze kredietafspraken met de banken was het onzeker geworden of we de lonen en vakantiegelden nog wel konden uitbetalen.”
Meijs (70) verwierf landelijke bekendheid met onder meer ontwerpen voor het Circus Theater in Scheveningen, het Nieuwe DeLaMar in Amsterdam en het Beatrix Theater in Utrecht. In Limburg kan niemand om Meijs’ projecten heen. Een kleine greep: winkelcentra als Entre Deux, Corio Centre in Heerlen, de Roersingel in Roermond, kantoren als dat van de Kamer van Koophandel en van Vodafone (naast en onder de Kennedybrug), woningen in Maastrichtse buurten als Amby en Hazendans en hotels als Apple Park en Hotel Maastricht.
In feite was 2008 het annus horribulus voor de AMA Group. Musicalproducent Stage Entertainment zegde de samenwerking en Joop van den Ende trok zich terug uit Living City, omdat twee commissarissen betrokken zouden zijn bij een omvangrijke bouwfraudezaak. Het betekende het einde van een aantal theaterplannen, onder meer voor een musicaltheater in Maastricht. Daar bovenop kwam in het najaar van 2008 de financiële crisis.
Meijs, al 44 jaar actief als zelfstandig architect, maakte al eens een flinke dip in de architectuurwereld mee: begin jaren tachtig. “Maar toen was het toch anders. We konden volstaan met het terugbrengen van het personeelsbestand en het verleggen van de focus. De klad kwam in de kantoorgebouwen, de hotels, de plannen voor het MECC werden even stilgelegd. Door met het bureau meer aan woningbouw te gaan doen, viel dat voor een belangrijk deel op te vangen. Nu is de terugloop in de opdrachten vrijwel over de hele breedte. Er is bijna geen sector op te noemen, die eraan weet te ontsnappen.”
Het zware weer vanaf 2008 noopte de AMA Group tot zelfonderzoek. Had het kantoor het ergens laten liggen? Nauwelijks, luidde de conclusie. Het kantoor was breed actief: theaters, hotels, kantoren, winkelcentra, woningen, zelfs chemische fabrieken. “Eigenlijk zagen we maar één sector waar we ons te weinig hadden laten zien: de zorg. Daar zijn we vanaf dat moment ook actief geworden.”
Het baatte niet. Het aantal medewerkers daalde van 43 naar 13 in een periode dat de markt onherkenbaar veranderde. “In het verleden werden opdrachten vaak gegund op basis van de kennis die je meebracht en de naam van je bureau”, zegt mede-directeur Roel Graven. “De concurrentie bestond dan uit drie, vier andere kantoren van vergelijkbare kwaliteit. Nu doet vrijwel iedereen mee: rijp en groen. Wat telt, is wie zich als de meest voordelige aanbieder presenteert. Opdrachten verdien je op basis van een puntentelling. Die wordt inmiddels voor de helft bepaald door de prijs en het honorarium. Naar visie, referentieprojecten en kwaliteit wordt veel minder gekeken.”
AMA deed noodgedwongen mee aan het nieuwe spel, werd net als alle anderen een beetje prijsvechter. “We zijn nooit onder de kostprijs gedoken”, verzekert Graven. “De prijzen bleven redelijk. Wel gaven we flinke kortingen.” Maar de concurrentie calculeerde scherper, veel scherper.
Op den duur, meent Meijs, leidt dit soort praktijken tot revolutiebouw, architectuur van B-kwaliteit of zelfs nog minder. “Natuurlijk bestaat er een relatie tussen een architectenhonorarium en dat wat er uiteindelijk wordt neergezet. Het beknibbelen gebeurt over de volle breedte: minder aandacht voor esthetiek, minder detaillering, bezuinigen op de bouwbegeleiding, werktekeningen die worden uitbesteed aan niet-architecten.”
Ook stedenbouwkundige plannen boeten in aan kwaliteit. Meijs en Graven werken in een kantoor aan de Fort Willemweg in het hart van Belvédère, dat een inbreidingsproject van ongekende omvang zou worden maar nu vrijwel terug is bij af. Meijs: “Hoogwaardige plannen maken op sommige plekken al plaats voor woonboulevardachtige toestanden. Maar je moet wat, als je wil dat er überhaupt iets gebouwd gaat worden.” Graven: “In tijden van crisis zou het wel mooi zijn als niet zoals destijds met Céramique meer dan de helft van de opdrachten naar buitenlandse architecten gaat.”
In voorbereidende fasen is het voor architecten vaak kiezen of delen. De opstelling van projectontwikkelaars en pensioenfondsen raakt in sommige gevallen rechtstreeks het eergevoel van de vakman Meijs. “De laatste jaren maken we het mee dat ze ons vragen voor een plan, maar dat ze tegelijkertijd aangeven dat we mee mogen doen op een no-cure-no-pay-basis. Bij een beetje project praat je dan over een cadeau van veertig- tot zestigduizend euro, want dat kosten de tekeningen met een bijbehorende stedenbouwkundige visie en een stuk gebiedsontwikkeling. Ik vertel het wel eens aan de accountants en andere adviseurs waar we mee werken, maar ik krijg het ze niet echt uitgelegd. Zij sturen rekeningen op uurbasis, zoals de bakker de kosten van zijn brood verdisconteert in zijn prijs.”
De malaise wordt breed gevoeld, bevestigt een woordvoerder van de Bond van Nederlandse Architecten (BNA). De sector is minstens een derde van het aantal arbeidsplaatsen kwijtgeraakt. Van de 1450 leden gingen er vorig jaar tien failliet. Dit jaar is AMA het derde kantoor dat omviel. Roel Graven, bestuurslid van de BNA, kring Zuid-Limburg, verwacht dat het faillissement van AMA niet het laatste bankroet is. “Grote bureaus krimpen heel sterk in. Wat overblijft zijn heel veel kleinere kantoortjes, plus zzp’ers en freelancers. Zeker in deze regio zijn de vooruitzichten niet rooskleurig, de crisis zou wel eens structureel kunnen zijn. Alleen al de demografische omstandigheden maken het moeilijk. Je ziet nu al veel architecten de Randstad opzoeken, omdat de bouwactiviteit daar hoger is.”
Een week na het faillissement van AMA werd bekend dat Meijs en Graven een doorstart maken. Een vennootschap van Meijs kocht het kantoor dat in afgeslankte vorm (zes personeelsleden) verdergaat. Volgens curator Frits Udo was zo’n overname mogelijk, omdat het faillissement niet aan Meijs “maar overduidelijk aan de marktomstandigheden te wijten was”. De architect zelf wilde niet met de vernedering van een faillissement afscheid nemen. “Want het blijft natuurlijk – ondanks alles – een prachtig vak.”
‘Crisis leidt tot betere architectuur’
Ja, het is crisis in architectenland. Maar Niek Bisscheroux, directeur van de Academie van Bouwkunst in Maastricht, weigert te spreken van verwording van het vak. Hij houdt eerder rekening met het tegendeel. Maar, zegt hij, als het zwaarste weer straks wegtrekt, is het beroep van architect wel fundamenteel veranderd. “Die analyse hebben wij op onze academie anderhalf jaar geleden al gemaakt. Dat heeft ertoe geleid dat we ons curriculum hebben aangepast. Architecten moeten meer dan vroeger zelf het initiatief nemen, zelf verleiden, zelf het geld bij plannen zien te verzamelen. Ze presenteren daardoor minder voor projectontwikkelaars en vaker voor leken, die wat minder goed een tekening kunnen lezen.”
Bureaus worden kleiner en architecten gaan steeds meer opereren als eenlingen, signaleert Bisscheroux. “Ze pakken zich samen per project, soms voor wat langere tijd. Verbanden ontstaan via het net en er kan zomaar een vreemde eend in de bijt zitten, bijvoorbeeld een theoloog.”
De 51 studenten van de Maastrichtse Academie combineren leren met werken in de beroepspraktijk. “Het vinden van plekken voor ze, kost, door het kleiner worden van de kantoren, meer moeite. Maar het lukt, ook omdat we uit kunnen wijken naar bureaus in de Euregio.”
Volgens Bisscheroux gaan jonge architecten veel soepeler om met de veranderde werkomgeving dan de grote kantoren. Die worstelen met de situatie. “Het kantoor van Arno Meijs – ik heb er twintig jaar geleden even gewerkt – was wel erg afhankelijk van een aantal vaste opdrachtgevers. Eerst was er hotelier Benoit Wesley, via Wesley haalde hij Joop van den Ende binnen, via Van den Ende kwam de theaterwereld.”
In tegenstelling tot Arno Meijs, die op termijn vreest voor kwaliteitsverlies, verwacht Bisscheroux dat de crisis uiteindelijk tot betere architectuur leidt. “Als de architect zijn plannen meer zelf gaat trekken, is de kans groter dat er gebouwen komen te staan, die over twintig jaar ook nog hun waarde hebben.”