In 2010 keerde socioloog en journalist Theo Ploeg (Brunssum, 1969) terug naar Parkstad. “Amsterdam is geweldig, maar af”, riep hij in een promotiefilmpje, “hier gebeurt het.” Het werd een deceptie. Door de Zuid-Limburgse traagheid, de introverte mentaliteit, de slechte spoorverbindingen naar Keulen en Brussel en het gebrek aan culturele afleiding woont hij weer in het Westen.
Hier ga ik nooit meer weg, dacht ik drie jaar geleden. Door de hoge ramen van mijn appartement boven winkelcentrum ‘t Loon keek ik uit over de stad. Links de hoogbouw van de Heerlense binnenstad. Rechts Welten en de uitlopers van het Heuvelland. Recht voor me de richting Duitsland slingerende Keulseweg. En, deels verscholen achter het massieve APG-gebouw, het Roda-stadion. Adembenemend uitzicht. Mooiste uitzicht dat ik ooit heb gehad en, waarschijnlijk, ooit zal hebben. Heerlen voelde als thuiskomen. Maar ik brak mijn belofte aan mezelf. Ik woon weer in Haarlem.
Mijn terugkeer naar Heerlen was geen impulsieve actie. Een dik jaar nam ik de tijd om de knoop door te hakken. Verschillende motieven speelden een rol. De belangrijkste? Mijn ouders. Die zag ik veel te weinig, vond ik. Eerder stond ik daar nooit bij stil. In het eerste decennium van deze eeuw verhuisde ik jaarlijks. Eerst naar Haarlem om via Berlijn en Keulen terecht te komen in Rotterdam. Vanuit daar weer terug naar Haarlem. Door mijn werk voor het Haarlems Dagblad hebben de stad en ik elkaar goed leren kennen. En toch kriebelde het. Met name het relaxte leven in Keulen maakte dat ik nog maar moeilijk kon wennen aan het hijgerige opportunisme van Amsterdam, de stad waar ik het merendeel van mijn tijd doorbracht. Een stad die, nadat projectontwikkelaars en neoliberalen de boel in 1999 overnamen, voor mij niet meer de aantrekkingskracht had van weleer.
Heerlen zou een ander verhaal worden. Terug naar mijn roots, weg van de hectiek. Naar een stad met ambitie, met mogelijkheden ook, een stad waar cultuur hoog op de agenda stond. In 2009 presenteerde ik er het Zachte G-event in Nieuwe Nor en raakte onder de indruk van de veerkracht van de regio. De Culturele Lente was ingezet, de mogelijkheden leken oneindig. Het leek een kwestie van tijd voordat de creatieve industrie er zich zou nestelen. Heerlen was het nieuwe Berlijn. Niet ergens aan de rand van Nederland, maar midden in het hart van Europa. Grote steden als Brussel, Düsseldorf en Keulen dichtbij. Een naïeve gedachte? Zeker. Toch geloofde ik er heilig in. Het betrekken van een appartement boven winkelcentrum ‘t Loon paste daarin. De flat belichaamt het al even naïeve toekomstgeloof van de jaren zestig, toen Heerlen een rijke mijnstad was en de bomen tot in de hemel groeiden.
Met creatieve ondernemers Maurice Hermans en Egid van Houten richtte ik Social Beta op, een stichting om elektronische cultuur in de Euregio te promoten. Met Harry Prenger begon ik het lokale blog ZwartGoud. Drie keer per week zat ik in de trein naar en van Amsterdam, waar ik werk, reizen waar ik intens van genoot. Ik wist dat ik niet de enige was die de Randstad inruilde voor de periferie. Diverse mensen in mijn netwerk vertrokken naar Middelburg, Leeuwarden en Enschede. We waren trendsetters, dachten we. De Randstad had zijn glans verloren, de toekomst lag in de provincie. Heerlen voorop. Elke mogelijkheid om dat evangelie te verkondigen, greep ik met beide handen aan.
En ja, ik ging in mijn eigen verhalen geloven. Ook toen ik mijn flat, een belangrijk icoon in mijn zorgvuldig gefabriceerde ‘Heerlen is geweldig’-verhaal, moest verlaten wegens instortingsgevaar van ‘t Loon. Ondertussen zat ik eerder vaker in de Randstad dan minder. De traagheid van de ontwikkelingen in Heerlen begon me steeds meer te irriteren. Eigenlijk irriteerde ik me aan mezelf. Ik bleek niet in staat gas terug te nemen, rustiger aan te doen, mijn ambities te temperen, de afwachtende, introverte Heerlense mentaliteit te accepteren en voor lief te nemen.
Daarbij speelden ook praktische zaken me parten. Het gebrek aan culturele afleiding bijvoorbeeld. Het gebrek aan goede treinverbindingen naar steden als Keulen en Brussel. In de praktijk was Heerlen eerder een stad aan de rand Nederland dan een stad die tegen Europa aanschurkte.
En nee, dat zou niet snel gaan veranderen. Al helemaal niet omdat Theo Ploeg dat graag wil.
Nog confronterender was dat bleek dat ik weliswaar was vertrokken uit de Randstad, maar de Randstad niet uit mij. Een mentaliteitsverandering teweegbrengen in Heerlen? Een onmogelijke opgave. Daarvoor ben ik te eigenwijs, te zeer overtuigd van mijn eigen gelijk, te gehecht aan culturele overvloed en intellectuele stimulatie. Troffen Heerlen en ik elkaar op het verkeerde moment? Kan, maar waarschijnlijk passen Heerlen en ik gewoon niet meer bij elkaar. De meer dan twintig jaar van afwezigheid hebben me te zeer veranderd.
Zo werd de situatie al snel onhoudbaar. De treinreizen Amsterdam-Heerlen vv, ik genoot er niet meer van, ze braken me op. In Amsterdam dienden zich bovendien nieuwe mogelijkheden aan. Tijd voor een radicale keuze dus. Even twijfelde ik over Maastricht, het werd Haarlem. Terug naar de Randstad dus. Laat ik eerlijk zijn en met pijn in mijn hart bekennen: Haarlem voelt goed. Al weet ik dat ik me er nooit helemaal thuis zal voelen. Intussen kom ik nog elke week in Heerlen. Om mijn ouders te bezoeken.