Het is zomer en licht bewolkt. De zwarte berg steekt af tegen de zilverblauwe lucht. In de loop van de jaren is er tussen het grind wat gras en mos opgeschoten. De begroeiing legt een bleekgroen zweem over de kale helling. De berg lijkt makkelijk te beklimmen maar dat valt tegen. De helling is steiler dan het lijkt en het grind is weerbarstig. Bovendien staat halverwege de top een bord ‘verboden toegang’. Je zou de ongenaakbare berg kunnen zien als een zinnebeeld voor het menselijk streven.

Een paar kilometer verderop ligt een glooiende vlakte met lichtgekleurde stenen. Grijs en beige overheersen, maar er zijn ook zwarte en rode exemplaren. Ze geven het oppervlak een levendige aanblik, het doet denken aan een sjiek, gemêleerd tapijt. Als je een steen oppakt, blijkt hij licht als een veertje te zijn. Het is vulkanische puimsteen. Iedere stap die je zet maakt een onwerkelijk hol geluid, alsof je de grond niet echt raakt. Je kunt je voorstellen dat je op het punt staat aan de zwaartekracht te ontsnappen.

We rijden verder. Op een uitgestrekte vlakte zijn een paar felgele bulldozers aan het werk. Ze maken een geultje en een nietig dijkje in het onmetelijke landschap.

Ik heb altijd een broertje dood gehad aan land art, vooral die van de grootschalige soort. Robert Smithson met zijn spiraaltje in het water, Michael Heizer met zijn graafmachine. Volwassen mannen die een paar ton stenen verplaatsen en denken dat ze heel wat zijn. Spelen in de zandbak, daar is het wel mee gezegd.

De Duitse componist Karlheinz Stockhausen baarde in 2001 opzien door de aanslag op de Twin Towers te betitelen als het grootste kunstwerk aller tijden. Geen politiek correcte uitspraak, dat had hij zelf ook wel in de gaten, hij kreeg het dubbel en dwars ingewreven. Toch is het niet moeilijk te begrijpen wat hij bedoelde. Een perfect geregisseerde voorstelling met een miljardenpubliek die in één klap de wereld veranderde. Daar kan een kunstenaar alleen maar van dromen.

Negen jaar later, in het voorjaar van 2010, barstte één van de kleinere vulkanen op IJsland uit. Een aswolk trok over Europa, meer dan vijftigduizend vluchten werden omgeleid of afgelast. Miljoenen reizigers strandden door toedoen van een vulkaan waarvan ze de naam niet eens konden uitspreken. Met Stockhausen in het achterhoofd gaf de uitbarsting van de Eyjafjallajökull een geheel nieuwe inhoud aan het begrip ‘land art’. De IJslanders lachten in hun vuistje, alsof ze de installatie zelf in gang hadden gezet.

Ik was deze zomer voor de derde keer op IJsland. In de wijde omgeving van de Eyjafjallajökull was de fijne, zwarte as nog te vinden. Ik trof er ook de zwarte berg en het puimsteenveld aan. Land art. Zomaar in het wild.