Minder straat, minder engagement

Sinds een jaar is Roel Arkesteijn conservator hedendaagse kunst bij Het Domein in Sittard. Maatschappelijke betrokkenheid staat bij hem hoog in het vaandel. “Kunstenaars zijn antropologen van hun eigen tijd.”

Minder straat, meer engagement

Roel Arkesteijn gelooft meer in de kunst dan in de politiek. “De grote maatschappelijke ontwikkelingen, daar krijgt de politiek nauwelijks vat op. Die rent van hype naar hype. Kunst is veel beter in staat inzicht te bieden. Ik zie het museum als een plek waar je iets kunt leren.” Arkesteijn (Scheveningen, 1974) is nu een jaar als conservator verbonden aan Museum Het Domein in Sittard. Samen met directeur Peter Fransman, een paar maanden eerder dan Arkesteijn aangetreden als opvolger van Stijn Huijts, vormt hij het ‘team’ hedendaagse kunst van het museum.

Stijn Huijts heeft Het Domein in de afgelopen jaren op de kaart gezet met spraakmakende tentoonstellingen van jonge hedendaagse kunst. Hoe gaan jullie verder?
“Met een klein museum in de periferie, zeker gezien vanuit de Randstad, móet je radicaal zijn. Stijn Huijts heeft dat heel goed gezien. Peter Fransman en ik willen daarmee niet breken, maar we willen wel het accent verschuiven. Huijts besteedde veel aandacht aan de tegenstelling tussen high art en low art, kunst ‘van de straat’, zal ik maar zeggen. Bij ons wordt het minder ‘straat’ en meer maatschappelijke betrokkenheid.”
De verhouding tussen kunst, politiek en samenleving is een rode draad in de carrière van Roel Arkesteijn. En hij is niet bang voor een krachtige uitspraak op zijn tijd. In 2006 haalde hij het landelijke nieuws met het verwijt dat de oudere blanke heren die de dienst uitmaken in de toonaangevende Nederlandse kunstmusea te weinig oog hebben voor de grote veranderingen in de huidige samenleving. De affaire leidde uiteindelijk tot zijn vertrek bij het GEM, de dependance voor hedendaagse kunst van het Haags Gemeentemuseum. Maar toen datzelfde jaar de ‘jonge’ museumdirecteuren Stijn Huijts, Edwin Jacobs en Meta Knol naar buiten kwamen met het manifest Naar een mondig museum, een pleidooi voor meer maatschappelijk engagement, sloot hij zich daar niet bij aan. “Te weinig radicaal”, zegt hij nu.

Waarom is die maatschappelijke betrokkenheid zo belangrijk?
“Het klinkt misschien als een cliché, maar ik denk dat we in een heel interessante tijd leven. De wereld globaliseert in hoog tempo, termen als ‘westers’ en ‘niet-westers’ hebben nauwelijks betekenis meer. Kunst kan onze blik op die veranderingen verfijnen: de verrijking die contacten met andere culturen kunnen bieden, de rol van de media en de geschiedschrijving in onze beeldvorming, noem maar op.”
“Vanaf de jaren tachtig zie je steeds meer aandacht voor kunst van buiten Europa en Noord-Amerika, eerst vooral op biënnales, later ook in de musea. Ik denk dat het onderscheid tussen volkenkundige musea en kunstmusea steeds diffuser wordt. Kunstenaars zijn antropologen van hun eigen tijd. Het is de taak van musea om daarop in te spelen.”

Een deel van de reputatie van Het Domein is gebaseerd op zijn rol als podium voor jonge, veelbelovende kunstenaars, niet in de laatste plaats uit deze regio. Hoe denken jullie het publiek te kunnen overtuigen dat ze ook naar kunst uit Bolivia of Senegal moeten komen kijken?
“Omdat er echt iets te zien is! Die ‘antropologische’ blik is belangrijk, maar de kunst die we tonen moet ook visueel rijk zijn. Er is tegenwoordig veel maatschappelijk geëngageerde kunst met een conceptuele inslag waaraan eigenlijk weinig te zien valt. Daar houd ik niet zo van. Het is juist de zintuiglijke ervaring die maakt dat het meer is dan een stukje in de krant. Een voorbeeld is Fernando Bryce, een Peruviaans-Duitse kunstenaar met wie we eerder dit jaar een tentoonstelling hebben gemaakt en van wie we ook werk hebben aangekocht. Bryce maakt gebruik van bestaande beelden en historisch bronnenmateriaal en geeft tegelijkertijd een genuanceerde visie op de geschiedenis van Zuid-Amerika. Die gelaagdheid is voor mij essentieel.”
“Daarnaast proberen we de zichtbaarheid van het museum in de stad te vergroten, bijvoorbeeld door billboards en performances. En we blijven ook jonge kunstenaars uit Nederland en de omliggende landen brengen, zoals deze herfst de Nederlandse fotografe Anouk Kruithof en de Franse Anne-Marie Schneider.”

Tot slot toch even de actuele politiek: Thorbecke. Diens stelregel dat de staat zich niet moet bemoeien met de kunsten wordt nog steeds breed gedragen. Dit voorjaar pleitte de Amsterdamse wethouder Carolien Gehrels juist voor méér overheidsinvloed. Hoe kijk jij daar tegenaan?
“Ik vind het niet meer dan logisch dat de politiek randvoorwaarden stelt aan de besteding van publieke middelen, bijvoorbeeld met betrekking tot culturele diversiteit of een bredere participatie aan de cultuur. Maar het moet geen wurggreep worden. De kracht van kunst schuilt juist in het onverwachtse, het subversieve. Aan die vrijheid moet je niet tornen.”

Je hebt je tot nu toe niet in de discussie gemengd.
“Het publieke debat blijft zo vaak steken in schandaaltjes en oppervlakkigheid. Ik denk dat ik beter duidelijk kan maken wat ik bedoel door de tentoonstellingen die ik hier in Sittard maak.”

Roel Arkesteijn: “Het publieke debat blijft zo vaak steken in schandaaltjes en oppervlakkigheid.” foto Perry Schrijvers
Museum Het Domein, Sittard. Zie www.hetdomein.nl