Door geromantiseerde verfilmingen zouden we gaan denken dat gladiatoren in het Romeinse Rijk altijd in de arena stierven. In werkelijkheid leefden ze een bestaan als de profvoetballers van nu. “Na een succesvolle carrière kon je ook burgerrechten krijgen en rijkdom vergaren.”
In veel opzichten leken de gladiatoren uit de Romeinse tijd op de profvoetballers van nu. Hoewel ze maatschappelijk gezien tot de onaanzienlijken behoorden, verwierven de beste vechters zich na verloop van tijd een sterrenstatus. Hoe groter de roem, hoe meer ze waard waren. Ze hadden net als de voetballers eigenaren die met hun kunsten geld verdienden, en er waren makelaars die transfers regelden. Merchandising was er ook. Vechtende gladiatoren werden afgebeeld op aardewerk en waren een populair onderwerp voor muurschilderingen.
Ook door een oneindig lijkende reeks van verfilmingen spreken Romeinse gladiatoren vandaag de dag nog voldoende tot de verbeelding om een tentoonstelling te kunnen dragen, zoals Gladiatoren. Helden van het Colosseum in het Gallo-Romeins Museum in Tongeren. Een internationale samenwerking met musea in Nijmegen, Aarhus en het Colosseum in Rome maakt dat in Tongeren stukken uit het centrum én de periferie van het Romeinse Rijk te zien zijn.
Tot in de verste uithoeken van dat rijk zijn inmiddels resten van meer dan driehonderd amfitheaters, de ‘stadions’ waar de gladiatoren hun gevechten voerden, gevonden. Waarschijnlijk vonden die ontmoetingen ook op andere plekken plaats, in theaters en op pleinen. In Tongeren is tot op heden geen amfitheater gevonden – wat niet wil zeggen dat het er niet is geweest. Het overgrote deel van Atutuca Tungrorum, zoals de stad in de Romeinse tijd heette, is nog niet in kaart gebracht. “Zeker is dat de gevechten hier de mensen fascineerden”, vertelt Bart Demarsin, archeoloog en tentoonstellingscoördinator bij het Gallisch-Romeins Museum. “Een paar maanden geleden is bij een opgraving hier vlakbij een scherf aardewerk gevonden met een afbeelding van gladiatoren. We laten ook delen zien van een muurschildering die is gevonden in een oude Romeinse villa in Maasbracht.”
Op een in Rome aangetroffen asurn staat een inscriptie ter nagedachtenis aan Marcus Ulpius Felix, afkomstig uit Tongeren of omgeving. “Namens zijn vrouw en zoon. Het bewijst dat je als gladiator niet per se in de arena hoefde te sterven. Na een succesvolle carrière kon je ook vrijheid en burgerrechten verkrijgen en rijkdom vergaren. Al was dat natuurlijk alleen de sterkeren gegeven Je bleef ook altijd een beetje gladiator. Sommigen maakten zelfs een comeback, in enkele gevallen zelfs meerdere malen. Een beetje zoals boksers die voor veel geld nog een keer de ring ingaan.”
De oorsprong van de gladiatorenspelen ligt in Zuid-Italië, in de streek rondom de Golf van Napels. Daar werden in de vierde eeuw voor Christus tijdens begrafenissen van prominenten bloederige duels tussen strijders georganiseerd. Ze fungeerden als een soort offer aan de goden, die de overtocht van de overledene naar de onderwereld moesten vergemakkelijken. Vanaf 200 voor Christus, na campagnes in Noord-Afrika, raakten de Romeinen ook in de ban van geënsceneerde jachtpartijen. Tijdens het bewind van keizer Augustus (27 voor Chr – 14 na Chr) kregen beide elementen een plekje in een groot totaalspektakel. Demarsin: “’s Ochtends een feestelijke optocht met alle deelnemers, daarna dierengevechten, tussen de middag executies van criminelen en als hoogtepunt de gevechten van de gladiatoren. Dat had te maken met het bieden van brood en spelen aan het volk, maar meer nog met het herstellen en in stand houden van de orde. Het was een waarschuwing: hou je aan de regels.”
Films en tv-series bepalen voor een belangrijk deel het beeld van gladiatoren bij het grote publiek. Met de echte geschiedenis hebben die weinig uit te staan, vindt Demarsin. “De speelfilm Gladiator met Russel Crowe zit vol historische fouten. Niet alleen in hun taalgebruik. Ook reconstructies van gebouwen zijn aantoonbaar onjuist.” Naar de Amerikaanse televisiereeks Spartacus heeft Demarsin maar weinig gekeken. Daar was het verhaal ondergeschikt aan bloot en bloed, “met het afhakken van lichaamsdelen, het liefst in slow motion.” Het museum in Tongeren probeert met historisch materiaal, video, interactief materiaal, levensechte figuren een realistischer beeld op te roepen.
Terwijl in het Rome van keizer Augustus de gladiatorengevechten uitgroeiden tot volksvermaak, ontstonden in de buitengebieden van het rijk de nederzettingen die we vandaag kennen als Jülich, Aken, Heerlen en Maastricht. Geen wonder dat de eerste gezamenlijke expositie van deze vier steden de naam van de eerste Romeinse keizer draagt: Augustus op het spoor. Op zoek naar de roots van de Euregio. Wim Dijkman, curator van het Centre Céramique in Maastricht: “Onder het bewind van Augustus werd het in deze streken, na een turbulente periode, relatief rustig. Het was een beetje een tabula rasa, niet voor niets een Latijnse uitdrukking. Er kwam een nieuwe taal, een nieuw religie. Veel van de mensen hier romaniseerden, ze lieten een belangrijk deel van hun oorspronkelijke stamidentiteit achter zich. Sommigen nemen aan dat de Eburonen na hun opstand onder leiding van Ambiorix grotendeels zijn uitgemoord. Het is waarschijnlijker is dat ze vrij geruisloos zijn opgegaan in het volk van de Tungri – waar de plaats Tongeren naar genoemd is. De vaste voet van de Romeinen in deze omgeving zorgde ook voor de introductie van nieuwe producten als wijn, olijfolie en tot dan te nog onbekende graansoorten en kruiden. Er kwam infrastructuur. De Via Belgica die Keulen met de Kanaalkust verbond liep via Maastricht, Heerlen en Jülich. Vanuit Heerlen en Jülich liepen weer wegen naar Aken, dat in trek was vanwege de thermen.”
Onder meer aardwerk, munten en mantelspelden brengen de wereld van toen tot leven. Een van Dijkmans favoriete objecten is een giettuit in de vorm van een stierenkop, ruim dertig jaar geleden gevonden bij opgravingen bij Hotel Derlon in Maastricht. En het Landeskriminalamt in Düsseldorf heeft met behulp van bekende afbeeldingen van Augustus proberen te reconstrueren hoe de keizer er op verschillende leeftijden moet hebben uitgezien. Volgens Suetonius, de Romeinse historicus en biograaf, was hij “van buitengewone schoonheid.” Dat mag iedereen zelf beoordelen. Als 25-jarige zou hij, in een outfit van nu, in een koffiezaak vol hipsters niet zijn opgevallen.
Het was schrikken toen in 2010 en 2012 archeologische ontdekkingen werden gedaan op de Mottekamp in Maasmechelen, uitgerekend in een gebied waar een nieuwbouwwijk moest verrijzen. Het waren vooral vondsten uit de Romeinse en Merovingische tijd, maar ook veel oudere. Een gevonden vuistbijl zou maar liefst 75.000 jaar oud zijn.
Toen de restanten van twaalf woningen, dertien waterputten en dertig graven werden aangetroffen, was duidelijk dat Maasmechelen zijn geschiedenis moet herschrijven. De gevonden nederzetting zou hebben gelegen aan de Via Mosa, die in de 3de eeuw na Christus deel uitmaakte van het 85.000 km grote Romeinse wegennetwerk. Nog altijd zoeken archeologen naar de vermiste Romeinse stad Feresme, die ergens tussen Nijmegen, Tongeren en Mülheim moet hebben gelegen.
Daartoe gaat in Maasmechelen binnenkort een voetbalveld op de schop. Er wordt rekening gehouden met een spectaculaire verrassing. “Al kan die ook nog verstopt zitten onder de autosnelweg”, zei burgemeester Raf Terwingen bij de opening van de archeologietentoonstelling Mota Campania, tot 19 december te zien in het Cultureel Centrum Maasmechelen.
Nu al roept de plaatsnaam Tongeren bij veel Belgen associaties met de Romeinse tijd en archeologie op. Daar levert het Gallo-Romeins Museum, in 2011 nog gekozen tot Europees museum van het jaar, een belangrijke bijdrage aan.
Tongeren zelf helpt een handje, door zichzelf te afficheren als de oudste stad van België. Op het informatiebureau voor toeristen staan prominent twee legionairs afgebeeld. Achter hun rug hangt een artist impression die een indruk geeft hoe Atutuca Tungrorum er uit moet hebben gezien: twee kaarsrechte hoofdstraten met daar omheen de huizen, de tempel, het forum en meer. “Veel is gebaseerd op aannames”, zegt Bart Demarsin van het Gallo-Romeins Museum. “We hebben nog maar vijf procent van het Romeinse Tongeren in kaart. Bij elk bouwproject wordt er meer duidelijk. En modern geofysisch onderzoek maakt het mogelijk om ondergronds onderzoek te doen zonder dat alles overhoop moet.”
Binnenkort krijgt de stad er in elk geval een oudheidkundige bezienswaardigheid bij. De kelder van de basiliek wordt een museum, waar onder meer Romeinse muurschilderingen en resten van woningen uit die tijd te zien zullen zijn. Naast overblijfselen van de oudste christelijke kerk in de Lage Landen, uit de vierde eeuw na Christus.
Onder de Onze Lieve Vrouwe Basiliek in Maastricht gaat, zo is het vermoeden op basis van eerdere opgravingen, een Romeins heiligdom en mogelijk zelfs Keltisch heiligdom van daarvoor schuil. Ook onder het Stokstraatkwartier moet veel antiek verleden te vinden zijn. Maar, waarschuwt Wim Dijkman van Centre Céramique, het Romeinse verleden van de stad moet niet worden overdreven. “Maastricht was een eenvoudige vicus, een kleine nederzetting. De echte Gouden Eeuw van Maastricht was de tijd tussen pakweg 350 en 750 na Christus. Daar gaan we in het souterrain van het Centre Céramique permanent aandacht aan besteden.”
Gladiatoren. Helden van het Colosseum. Van 24 oktober t/m 3 april in het Gallo-Romeins Museum Tongeren. galloromeinsmuseum.be
Augustus op het spoor. Op zoek naar de roots van de Euregio. Van 3 oktober t/m 10 januari in Centre Céramique. centreceramique.nl