“Alleen de dood kon hem het zwijgen opleggen”, schreef hoofdredacteur Hans Koenen van De Limburger bij het overlijden van Dirk de Vroome, alias de Rooie Reus, in 1986. In de jaren zeventig verraste hij vijand en zelfs vrienden met hilarische acties tegen vermeend onrecht. “Hij had het hart van een kind; hij kon heel snel beledigd zijn maar ook snel weer getroost.”
De Geleense politicus Jan Muijtjens maakte Dirk de Vroome voor het eerst mee tijdens een politiek debat in Elsloo, in aanloop naar de Tweede-Kamerverkiezingen van 1971. Vanuit het publiek schold een man – keurig in pak – de aanwezige politici uit voor zakkenvullers. De toen 18-jarige Muijtjens stootte zijn buurman aan. “Wie is dát?” Een jaar later zou Muijtjens secretaris worden van de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP), waar ook de luidruchtige Dirk de Vroome enkele jaren deel van uitmaakte.
De crisisjaren dertig van de vorige eeuw trokken een zware wissel op het gezin De Vroome. Zijn moeder stond psychisch op knappen, zijn vader moest als werkloze stoker vaak toezien hoe de visserskotters hem aan wal achterlieten. In de oorlogsjaren vond pa werk in Engeland en nam de jonge Dirk de Vroome (Amsterdam, 1925) thuis het roer over. Hooglopende ruzies had hij met zijn moeder. Er was nauwelijks brood op de plank. Na een poging tot zelfmoord op zijn zestiende sloot hij zich aan bij de Waffen-SS waar hij na vijf weken fysiek ongeschikt werd verklaard. Hoewel De Vroome nooit de eed van dapperheid en trouw op Hitler aflegde, heeft hij deze smet op zijn blazoen altijd proberen te verdoezelen. Toch zou die zonde hem nog behoorlijk pijn gaan doen. Met name toen Muijtjens voorganger secretaris Ernst Moolhuijsen zijn hart luchtte bij de pers over de eigenzinnig acties van De Vroome en een toespeling maakte op zijn SS-verleden.
“Hij kon heel driftig zijn en meedogenloos voor zijn tegenstanders”, zegt biograaf Jo Schoormans (Eygelshoven,1956) over De Vroome, die in 1961 als koelmonteur emplooi vond in Limburg nadat hij bij Hoogovens was ontslagen omdat hij had gedreigd zijn chef te wurgen. Een opgewonden standje dus. Schoormans: “Ik zou zijn biografie (uit 1995) ook nooit geschreven kunnen hebben als hij toen nog had geleefd. Ik geloof niet dat ik ook maar een uur onder een dak met hem had kunnen verblijven zonder hooglopende ruzie te krijgen.”
Schoormans overwoog zelfs alle verzamelde dossiers over de man in de fik te steken toen hij ontdekte dat de ruzie in de PSP over het krantenartikel aangaande De Vroomes oorlogsverleden danig uit de hand was gelopen. Ernst Moolhuijsen, het lek, werd door De Vroome tot op school – hij was leraar – belaagd met zijn geluidswagen. Zelfs nadat de PSP-secretaris een einde aan zijn leven had gemaakt, parkeerde De Vroome zijn geluidswagen bij zijn gezin in de straat staan om zijn beklag te doen. Schoormans: “Ik haatte hem om die actie. Hij had het hart van een kind; hij kon heel snel beledigd zijn maar ook snel weer getroost.”
“Die geluidswagen”, weet ook Jan Muijtjens (Geleen, 1952) nog, “was zijn belangrijkste wapen. Als hij met zijn auto door de straat van deze of gene huisjesmelker of vermeende zakkenvuller reed, begon hij altijd door dat ding te toeteren. Soms reed hij naar een fabriek en schalde hij uit de luidsprekers dat men het werk moest onderbreken uit protest tegen het grootkapitaal. Als er geen beweging in kwam riep hij: “Nou ja, dan stem in elk geval maar PSP.” Als er naar zijn smaak te veel herrie werd gemaakt door DSM, nam hij het geluid op en speelde het af via zijn geluidswagen voor het huis van de directeur in Heerlen. Dirk vormde een koppel met Hein van Wijk, senator voor de PSP. Talloze Kamervragen speelde Dirk door aan Hein. “Is de minister ervan op de hoogte dat er afgelopen nacht om drie uur geluidsoverlast was bij DSM?”
Als Muijtjens terugdenkt aan die jaren, schiet hij regelmatig in de lach. De lijst met hilarische acties tegen de wereldlijke en kerkelijke autoriteiten is lang. Zo belde De Vroome in 1972 in naam van secretaris-generaal dr. Günter van het ministerie van Binnenlandse Zaken met burgemeester Kurvers van Schinnen over enkele woonwagenbewoners “die een krot huurden” van de gemeente. Er dreigden Kamervragen over te worden gesteld en daar werd minister Geertsema in tijden van verkiezingen niet erg blij van, sprak De Vroome met verdraaide stem. Het bewuste gezin mocht nog dezelfde week een hotelkamer betrekken.
Veel publiciteit kreeg hij een jaar later toen hij in zwart kostuum als mr. Dubois van het Noordhollands Perscentrum de zwaar bewaakte Maastrichtse schouwburg wist binnen te geraken waar Joseph Luns, secretaris-generaal van de NAVO, een toespraak hield voor de Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid en Handel. De Vroome ontrolde er twee anti-NAVO-affiches. “Ik heb de indruk, meneer de voorzitter, dat dit niet een erelid van uw vereniging was”, merkte Luns droogjes nadat De Vroome was afgevoerd.
In 1976 nam hij zogenaamd namens het bisdom Roermond contact op met de pastoor van Brachterbeek die zich negatief had uitgelaten over woonwagenbewoners. De preek in de plaatselijke parochiekerk op tweede Paasdag zou verzorgd worden door een aalmoezenier van het woonwagenwerk uit Den Haag. Niemand minder dan aalmoezenier De Vroome, in zwart pak met een opgespeld kruisje, preekte vurig tegen discriminatie van woonwagenvolk en zigeuners.
Jan Muijtjens was erbij toen de activist het plan opvatte om verkleed als de Zweedse generaal Hölgerstum de burgemeester van Brunssum vanwege diens enorme verdiensten voor AFCENT te decoreren met een hondenpenning. “Hij kocht voor zichzelf en zijn secondant een uniform op het Waterlooplein, plakte de Nederlandse leeuw af met een rouwband vanwege de dood van de Zweedse koning, kondigde per telefoon zijn komst aan en vertrok.” Muijtjens giert het uit: “Zweden zat niet eens in de NAVO!” In Brunssum kregen ze argwaan. “Dirk sprak geen woord Engels dus fantaseerde hij een soort Zweeds wat dan door zijn adjudant moest worden vertaald. Bovendien hadden ze de stoptrein van Sittard naar Heerlen genomen en van daaruit een taxi naar Brunssum waar wij hen op stonden te wachten.” De actie slaagde niet helemaal, maar de pers wist er wel raad mee.
Samen met De Vroome werd Muijtjens, opgepakt bij een uit de hand gelopen actie tegen de oorlog in Vietnam bij de poort van AFCENT te Schinnen in 1973. Hij moest er zelfs drie dagen voor brommen, nota bene in het gebouw waar hij nu werkt als archiefmedewerker van de Universiteit Maastricht. De Vroome meldde zich bij het Huis van Bewaring op de Minderbroedersberg met een tas vol wetboeken die hij meteen moest inleveren. Hij wierp tegen dat hij zich gedurende zijn detentie alleen maar nuttig wilde maken door juridisch praktijk te houden voor zijn medegevangenen. De juridische kennis van De Vroome moet overigens niet overdreven worden, en was vooral afkomstig uit de praktijk: hij moest bijna dertig keer voor de rechter verschijnen. “De rechtszaal is mijn schouwtheater”, zei hij ooit. Vaak verscheen hij er in een rode toga om de rechters een spiegel voor te houden. Toen hij daarmee weer eens de irritatie van de rechterlijke macht had gewekt, riep hij: ”Zeg maar dat ik die toga uit moet trekken, maar dan sta ik hier wel in mijn blote lul.” Met schreeuwen of geweld bereik je je doel niet, meende De Vroome. “Er wordt te weinig gelachen. De arbeider is ’s avonds moe; je moet hem op een andere manier aan het denken zetten.”
Erg lang hielden Dirk de Vroome en de PSP het niet uit met elkaar. “Dirk was geen partijman, hij was een echte anarchist”, zegt Muijtjens. Als partijloos burger (hij zou later nog lid worden van Het Verbond tegen Ambtelijke Willekeur met een werkloze serveerster als lijsttrekker, en van de SP) richtte hij in 1970 de Rooie Reuzen op, met een knipoog naar het wasmiddel Witte Reus. Een rechter noemde hem ooit ´De Opper Rooie Reus.´
Na 28 jaar raadslidmaatschap voor de PSP en GroenLinks in (Sittard-)Geleen verliet Jan Muijtjens vorig jaar het politieke front. Hij toont zich tot op zekere hoogte schatplichtig aan De Vroome. “Dirk hield elke zaterdagmorgen bij hem thuis in Stein een sociaal spreekuur waar mensen hun problemen met de huur, de belastingen of hun uitkering kenbaar konden maken. Hij was er van overtuigd dat er op dat tijdstip uitsluitend mensen zouden komen met een serieuze zaak. Dan zat hij klaar achter zo’n grote typemachine. Als hij boos was, sloeg hij zo hard op dat ding dat hij de letters o en e uit het papier stanste. Hij stond heel dicht bij de burgers. Ik heb van hem geleerd dat je moet luisteren naar de problemen van mensen om daar een politieke oplossing voor te verzinnen.”
Dirk de Vroome kwam op voor woonwagenbewoners, Molukkers, arbeiders, gehandicapten en sociale verschoppelingen. Biograaf Jo Schoormans: “Hij was de kampioen van de kleine burger. Met zijn Amsterdams accent riep hij hardop wat anderen in Limburg nog niet durfden te fluisteren. Vooral voor de Sociale Werkvoorziening heeft hij veel bereikt met zijn acties. De werkgevers en de autoriteiten hadden het op een akkoordje gegooid, er werd geld verdiend over de ruggen van de werknemers.”
In de loop van zijn onderzoek vatte Schoormans steeds meer sympathie op voor zijn onderwerp, ook al was hij impulsief, lastig in de omgang, zijn toon bars en zijn gevoel voor rechtvaardigheid altijd gekwetst. Muijtjens: “ Zijn maatschappelijke opbrengst had hoger kunnen zijn als hij zich had later sturen, maar je kreeg geen vat op hem.” Toen Muijtens na zijn vertrek uit de gemeenteraad werd gevraagd voor een bestuursfunctie in het Graetheide Comité, dat vecht voor behoud van het groene hart van de Westelijke Mijnstreek, zegde hij toe. Het werd ooit mede door Dirk de Vroome opgericht.
Dit is het zeventiende artikel in een reeks van twintig in het kader van de Culturele Biografie Limburg, een project van de BV Limburg.