Zangeres Kovacs kwam afgelopen jaar met haar langverwachte tweede album en toerde er mee van Duitsland tot in Rusland. Daar komt veel bij kijken, zegt ze tegen LEON VERDONSCHOT. ‘Eigenlijk heb ik een bedrijf waarvan ik de directeur en het product ben.’
Ongeveer eens per maand komt ze nog in Baarlo, bij Venlo. Haar moeder woont er, haar opa en oma ook. Over de vraag waar ze zich dan op verheugt, hoeft Sharon Kovacs niet lang te denken: wortelstamppot. En vlaai. Vooral die met schuim. “En zuurvlees, en snoepjes op de tafel, dat is waar ik meteen aan denk bij mijn bezoekjes aan mijn opa en oma. Ik heb me altijd thuis gevoeld in Limburg, ik had een fijne school, en ik heb best veel leuke jeugdherinneringen. Als ik heel oud ben, zou ik wel weer in Limburg willen wonen, in een leuk boerderijtje. Maar ik vind het te klein om er nu te wonen, er is voor mij te weinig te doen.”
Inmiddels woont Sharon Kovacs (1990), artiestennaam Kovacs, al een hele tijd in Eindhoven, met veel plezier. “Eindhoven is natuurlijk ook niet heel groot, maar op de een of andere manier kan ik er op een goede manier mijn eigen wereld creëren.” Lachend: “En ik woon om de hoek van het vliegveld. Dan lijkt het toch of ik ieder moment overal heen kan vliegen.”
Van jongs af aan wilde ze al “iets creatiefs” doen. “Fotografie, daar dacht ik heel lang aan. Of film. Hoe dan ook: mijn gedachten uitbeelden. We hebben laatst twee video’s opgenomen in Mexico, en ik vind het nog steeds heel interessant om daar dan over mee te denken, over de vraag hoe je visueel je gevoel onderbouwt, wat daar dan de mogelijke ideeën voor zijn. En dat zijn er bij mij, net als vroeger, altijd eerder teveel dan te weinig.”
In haar Limburgse jaren heeft ze elk mogelijk bijbaantje gehad. “Ik heb op de meest uiteenlopende plekken gewerkt: in cafés en restaurants, bij cateringbedrijven. Ik heb tomaten geplukt, opgepast, stallen uitgemest. Mijn moeder en zusje waren heel goed in dressuur, ze hadden paarden, dus daar was ik wel bekend mee. Ik heb in Kessel ook in een dönerkraam gewerkt. Döner maken, en die in witte kartonnen doosjes doen. Ik verdiende er niet heel veel, dus ik heb er heel veel döner gegeten. Het geld gaf ik uit aan kleding, aan cadeautjes, aan drank en aan sigaretten.”
Ze is net terug van een intensieve internationale tournee die haar tot in Rusland en de Oekraïne bracht. Haar platenmaatschappij deelde op social media foto’s van de show in Rusland, en die zagen er indrukwekkend uit, in een grote, volle zaal. “Het is opvallend lief publiek in Rusland. De mensen zongen ook alles mee, heel apart. Ze hebben de gewoonte om rozen en cadeautjes mee te nemen voor artiesten. Dus tijdens de show liepen de hele tijd mensen naar het podium om iets te geven. Heel tof, ze houden echt van artiesten.” Lachend: “En het jongere publiek ook van wodka, volgens mij.”
Het vele reizen, het lange wachten op vliegvelden, de eindeloze ritten in tourbussen en de verloren uren in kleedkamers: Kovacs heeft er weinig moeite mee. “Het hoort er gewoon bij. En met een goed boek komt het al snel goed.”
De aanleiding van de tournee was haar tweede album Cheap Smell, een album waarin ze in zinnen – nog steeds – vol drank en sigaretten terugblikt op relaties die een verkeerde afslag namen, en op weekends die uitliepen op lome lethargie. Haar muziek gaat van uitgebeend sober tot orkestraal uitbundig, en glijdt van het jazzpodium naar het technofeest, van de souljamsessie naar de nachtclub. Van Parijs naar Londen naar Parijs, van Shirley Bassey tot zwierige filmsoundtracks uit de jaren zeventig.
Ze zingt soepel, vrijwel zonder uithalen. Bij Kovacs geen hysterische The Voice-taferelen van demonstratie van toonladders, geen krachtsvertoon in bereik en volume. “Mijn opleiding op het Rock City Institute in Eindhoven was heel erg toegespitst op rock en metal, terwijl ik juist op een soul- en popmanier zong. Als ik probeerde te zingen op die rockmanier, kreeg ik ook meteen stemproblemen.”
Een jaar of drie lang hield ze een boek bij. Geen dagboek, meer een schetsboek, in de breedste zin van het woord. “Ik plakte er polaroids in en andere foto’s, tekeningen die ik maakte, allerlei geknutsel. Eigenlijk alles dat tijdens het proces van het album schrijven bij me opkwam.”
Ze formuleert in haar nummers scherp en direct. “He’s a dick , he’s a dick / He’s addicted / To another lady.” Moeite met teksten schrijven heeft ze niet. “Ik heb het nooit lastig gevonden om te schrijven, absoluut niet zelfs. De eerste jaren vond ik Engels soms wel lastig, maar ik heb nooit de verleiding gevoeld om in het Nederlands te schrijven, ook niet in het begin. Ik heb altijd met mijn muziek verder willen spelen dan alleen in Nederland en een stukje van België. Ik ben de laatste jaren veel in Engeland geweest, dat heeft veel geholpen voor mijn Engels. Zo wilde ik de taal ook leren: niet zozeer uit boeken, maar door haar te spreken. Inmiddels hoor ik mezelf soms Engelse woorden zeggen waarbij ik dan moet nadenken wat het Nederlands er ook alweer voor is.”
Het schrijven van teksten beschouwt ze als een uitlaatklep. “Het opschrijven van gevoelens helpt me ook er een ander perspectief op te krijgen. Dat kan zelfs zover gaan dat iets negatiefs er toch een positieve lading door krijgt. Of dat ik opeens denk, terwijl ik een gebeurtenis beschrijf: misschien lag het toch aan míj. Het helpt me te verwerken wat ik meemaak. Wat ik nu wel begin te merken, is dat ik soms oudere teksten zing en dan denk: nee, dat is niet meer waar. Dan voel ik het inmiddels anders, wat betekent dat ik het live anders moet performen.”
Een nieuw album, een nieuwe tournee, een nieuw jaar als zangeres: 2018 was het jaar waarin Kovacs zichzelf naar eigen zeggen beter heeft leren kennen. “Vorig jaar was heel roerig, dit jaar was beter. In mijn liefdesleven is niet veel bijzonders gebeurd, maar in mijn muzikale leven wel. Ik heb altijd zoveel mogelijk plekken willen zien, en met deze plaat ben ik van Londen tot Parijs tot Rusland geweest. Daar geniet ik meer van dan ooit tevoren. Het voelt als de tweede ronde, en ik weet nu veel beter wat ik wil dan tijdens de eerste ronde. Ik durf wat meer los te laten, en voel daardoor minder frustratie dan in het begin. Er komt nu eenmaal veel bij kijken, dat blijft zo. Hoe loopt de show, op welke punten kan die nog beter, wat kan de band nog beter doen, wat kan ík nog beter doen, hoe ontwikkelen we ons muzikaal, hoe pakken we videoclips en de fotoshoots creatief aan, hoe loopt het team, het management, het contact met het platenlabel, hoe loopt de kaartverkoop van de shows: het zijn allemaal varianten op het opzetten en onderhouden van allerlei structuren. En uiteindelijk ben ik degene die het beste weet wat ie wil, en dus ook degene die dingen moet veranderen als ik ze anders wil. Dat betekent ook dat ik soms hard moet zijn, en dat is nooit leuk. Toen ik net begon, had ik dat allemaal nog niet in de gaten, dat ik eigenlijk een bedrijf leid waarvan ik een soort van de directeur ben, en tegelijkertijd ook het product. De spil van het geheel dus, die tegelijk ook haar eigen grenzen moet aangeven.”
Het is, benadrukt ze, verre van een beklag. “Het is heel goed voor mij dat dit er allemaal bij komt kijken. Goed voor mijn ontwikkeling, bedoel ik. Ik ben een stuk verantwoordelijker geworden dan ik vroeger was.”
Haar opleiding in Eindhoven wil ze daarbij niet uitvlakken. “Daar heb ik geleerd welke andere kanten er aan de muziekindustrie zitten, ook de nare kanten. Maar er is een enorm verschil tussen de theorie en de praktijk. Het gaat in de muziek uiteindelijk om doén. Ik ben op die school begonnen een netwerk op te bouwen, en ik heb de school ook afgemaakt, omdat ik het belangrijk vind om dingen af te maken waar ik aan begin. Ik wou ook niet met een studieschuld blijven zitten. Maar waar we gingen spelen, heeft nog nooit iemand naar mijn diploma gevraagd. Mijn ervaring is inmiddels mijn diploma.”