Rudi Fuchs ontwikkelde een concept voor een museum in Venlo rondom de vorige maand overleden kunstenaar Shinkichi Tajiri. Een voortdurend wisselende presentatie van zijn werk en dat van zijn tijdgenoten moet het worden, aangevuld met verwante hedendaagse kunstenaars. “Hij wilde dat ik het zou doen, en de weduwe van Karel Appel moest het aan me vragen.”
Tajiri-museum vertelt vooral een verhaal
Het is de dag na het Boekenbal, we praten in de woning van Rudi Fuchs in Amsterdam-Zuid, aan de muur manshoge doeken van Karel Appel en Georg Baselitz. Onderwerp: het plan dat Fuchs ontwikkelde voor een museum voor Shinkichi Tajiri in Venlo. Drie dagen later sterft Tajiri (85), hij was al enig tijd ziek. In onderstaande weergave van dit gesprek leeft hij nog.
Bij binnenkomst excuseert Fuchs, oud-directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam, zich voor de toestand van het meubilair in zijn woonkamer. “Het is de combinatie van kleinkinderen en katten.” Fuchs heeft Tajiri persoonlijk gekend, hij maakte ooit een expositie met hem in het Van Abbe Museum in Eindhoven.
Vorig jaar spraken de twee elkaar opnieuw, in kasteel Scheres in Baarlo dat de Japans-Amerikaanse kunstenaar in 1962 betrok. Op verzoek van de weduwe van Karel Appel, die met beiden was bevriend. Onderwerp van gesprek: het behoud van Tajiri’s artistieke erfenis in een aan hem gewijd museum. Fuchs: “Hij wilde dat ik het zou doen, en Henriëtte Appel moest het aan me vragen.”
Tajiri wilde een museum met werk van hemzelf, zijn eerste vrouw Ferdi, Karel Appel, en andere Cobra-kunstenaars. Fuchs: “Eerst ben gaan nadenken over de plek. Mönchengladbach, Krefeld en Duisburg liggen vlakbij, net als Kröller-Müller, Maastricht, Düsseldorf. Ik heb me de vraag gesteld: ‘Als je Tajiri neemt als hoofdpersoon in een ontwerp, wie komen er dan verder in voor?’ Appel natuurlijk, David Smith, Eduardo Chillida, John Chamberlain, Limburgse kunstenaars tot en met Arthur Spronken, Mario Merz, en Zadkine natuurlijk, zijn leermeester. Vervolgens krijg je daar een tweede ring omheen van jongere kunstenaars die ook hard edge werk maken. Zoals Joep van Lieshout, en David Bade, met zijn fröbelsculpturen.”
Ziehier Fuchs’ uit drie programmalijnen bestaande concept. Dat het museum behalve de Tajiri-erfenis geen eigen collectie heeft, ziet hij niet als een bezwaar. Aan deze en gene zijde van de grens zijn genoeg collecties met werk van genoemde geestverwanten. “Van Abbe bijvoorbeeld heeft twee van die grote houten figuren van Zadkine in depot. Die liggen daar nog honderd jaar, ze kunnen net zo goed in Venlo staan. Hetzelfde geldt voor werk van Appel en Merz. Zo kun je aan een ensemble bouwen dat zin geeft aan Tajiri en zijn oeuvre en tegelijkertijd een overzicht verschaft over de sculpturen uit die tijd.”
Dat Fuchs verder wil gaan dan de combinatie Tajiri-Appel viel niet meteen in goede aarde. “Ik heb gezegd dat het verstandig was om dat uit te breiden, meer atmosfeer te geven. Daar had hij aanvankelijk moeite mee. Hij wilde iets historisch, rond zijn ontmoeting met Appel in Parijs in de jaren vijftig, de romantiek daarvan. Ik heb tegen hem gezegd: ‘Het gaat niet alleen daarover, het gaat over de vitaliteit van jullie oeuvre’.” Terwijl Constant in de ban raakte van de 16e eeuwse Titiaan, keek Appel naar een jonge collega als Bade, zegt Fuchs. En Tajiri’s fotoproject van de Berlijnse muur is qua concept vergelijkbaar met het werk van Bruce Nauman. “Een kunstenaar leeft voort in zijn werk, maar ook in wat dat werk teweeg heeft gebracht. Zoals Saenredam voortleeft in Jan Dibbets, zei ik tegen Tajiri, leeft jouw werk voort in Van Lieshout, Bade, Marijke van Warmendam, zelfs Damien Hirst.”
Vanwege de hoge leeftijd van Tajiri drong Fuchs in Venlo aan op spoed bij de eerste uitwerking van zijn model in een expositie in Van Bommel Van Dam. Bovendien kon het vernieuwende karakter ervan in de museale praktijk worden beproefd en aangescherpt. “Rond zo’n simulatie moet je een narratief opbouwen: het verhaal van Japanse Amerikaan die de wereld heeft gezien, krijgsgevangen was tijdens de oorlog, in Parijs blijven hangen met een beurs, in Nederland beland, in Berlijn lesgegeven. Dat kleurrijke bestaan reflecteert in een oeuvre dat geen eenduidigheid kent. Het is het werk van een zwerver. Dat karakter heeft hem verbonden aan Appel, ook een zwerver. Het is dat sentiment dat je in zo’n museum moet actualiseren.”
Zal die meerstemmigheid ervoor zorgen dat er bezoekers op afkomen in een stad als Venlo? Fuchs: “Er is een bureau opgezet dat zegt: ‘Als je het objectief gaat uitrekenen, is het moeilijk’. Maar als je iets wil met een nieuw concept, moet je gewoon beginnen.” Nieuwbouw voor het beoogde museum (duizend vierkante meter, zes meter hoog) is niet eens must. “Een bestaande ruimte vind ik ook goed. Een stal, een hangar, eenvoudige architectuur. Staat er nergens een leegstaande fabriek in Venlo?”
Die voortvarendheid zit er echter niet in. “Ik zou zeggen: nú maken, nu Tajiri nog leeft, maar dat schijnt niet te kunnen. Van Bommel Van Dam had andere afspraken. Terwijl Tajiri heeft uitgesproken dat zijn werk in Venlo moet blijven. Sinds zijn krijgerbeelden op de Maasbrug staan, heeft hij het gevoel dat hij eindelijk is thuisgekomen.”
Aldus Rudi Fuchs op een zonnige woensdagmiddag in maart. Drie dagen later sterft Shinkichi Tajiri. Een week blijkt dat Van Bommel Van Dam de eerste proeve van het Fuchs-model heeft geprogrammeerd in 2010. Of een Tajiri-museum (te bouwen tussen 2015 en 2020) haalbaar is, moet voor de zomer duidelijk zijn.
Rudi Fuchs: “Staat er nergens een leegstaande fabriek in Venlo?”
foto Zuiderlucht