De eerste Nederlandse rock-´n-rollband kwam uit Indonesië: The Tielman Brothers, berucht door hun ruige optredens. In Breda worden de vergeten pophelden op een ereschavotje geplaatst. Terecht, vindt DIETER VAN DEN BERGH. “Op één gebied liepen we echt voor op Nederland, en dat was de muziek.”

Moet je kijken, de hele zaal zingt mee!” Een ouder Indisch echtpaar kijkt glunderend van trots naar een beeldscherm dat een recent optreden van Doe Maar laat zien. Bukan bukit di tepi-langit saja, benteng-benteng gading saja: een duizendkoppig publiek schreeuwt het mee, of althans woorden die daar op lijken. De krontjong-reggae-smartlap Rumah Sajah van Ernst Jansz wordt met Indische percussie en fluit kracht bijgezet.

Indonesië zit diep geworteld in de Hollandse pop, zo leren we nog maar een keer in het Stedelijk Museum in Breda, in de expositie Indische iconen. Niet alleen de usual suspects, zoals Brabo-Indo’s Ernst Jansz, Anneke Grönloh, Jack Jersey, Sandra Reemer en The Blue Diamonds komen voorbij in de eregalerij, ook artiesten waarvan de Indische wortels minder bekend zijn, zoals Boudewijn de Groot, Kraantje Pappie, de jongens van Van Halen en Kane, Blaudzun, dj Don Diablo en de in Venlo geboren countryzanger James Intveld.
De expositie maakt deel uit van festival Indische Winter, niet toevallig ook in Breda, de stad die een grote rol speelde in de ontstaansgeschiedenis van de Indorock. Hier streken meer dan zestig jaar geleden The Tielman Brothers neer, ze zouden de godfathers van de Indorock worden en de pioniers van de Nederlandse rock-‘n-roll.
Hun verhaal begon in Soerabaja, waar de broertjes Reggy, Ponthon, Andy en Loulou al op jonge leeftijd muziek maakten. In maart 1957 kwam de familie, vader was een voormalig KNIL-militair, naar Nederland en vond onderdak in een armoedig contractpension aan de Bredase Baronielaan, een straat waar je tegenwoordig op stand woont. Op afbetaling kochten de jongens hun elektrische gitaren, het eerste optreden was in de Concordia-schouwburg. Een jaar later kreeg de familie een woning toegewezen in Hedel, bij Den Bosch. In hun kielzog zou een hausse aan Indorockbands ontstaan.
Tussen 1945 en 1968 kwamen zo’n 350.000 Indische Nederlanders voor ‘repatriatie’ naar het meestal onbekende vaderland. Vaak wachtte hen een kille ontvangst. “Je kwam in een opvang terecht. Had niets, mocht weinig. Beetje vergelijkbaar met de opvang van de asielzoekers nu,”, zegt Peter van Someren (68) uit Tilburg, zoon van een KNIL-militair. Hij kwam negen maanden na zijn geboorte naar Nederland, waar zijn familie werd opgevangen in een pension in Valkenburg. Als adolescent stond hij met zijn rockband Circulation in het voorprogramma van The Tielman Brothers, onder meer in de Scala in Tilburg. De broers moesten het niet van hun magistrale techniek hebben, herinnert hij zich. “Veel meer van hun performance. Nog nooit vertoond in Nederland.”
Ongekend ruige optredens waren het, niet alleen voor die tijd. Een bassist die al raggend half onder zijn contrabas ligt, de gitarist die er vervolgens opklimt, ondertussen zijn gitaar bespelend op zijn rug, en een drummer die in de climax helemaal los gaat in een solo waarin hij zijn trommels van alle kanten bewerkt. Snaren die bespeeld worden met tanden en voeten, tien jaar voor Jimi Hendrix het deed: zie de YouTube-clips van instrumentals als
Rock It Up (1959) en Rollin Rock (1960). Het was punkpower uit de oertijd van de rock-’n-roll waar Neerlands ruigste rockabillyband Batmobile, ook uit Breda, bijna zestig jaar later een puntje aan kan zuigen. En waar het keurig klappende, braaf zittende Weekendshow-publiek destijds geen raad mee wist.

De Tielmans, met hun zwarte kuiven, witte lakschoenen, smokingjasjes en stoere gitaren, stalen de harten van menig meisje, weet Peter van Someren. “Bij de Hollandse jongens waren ze daarom niet altijd even populair.” Maar in tegenstelling tot The Blue Diamonds bleven de Tielmans, buiten de Indische scene, toch een beetje onder de radar. Kranten repten van “onzinnig, zenuwachtig en onbegrijpelijk gehuppel en gekronkel” en “luidruchtige ritmiek en visuele onzin”. Was het te ruig? Te exotisch? Beide, denkt Arie Mosies (76), de oudste nog actieve Indo-rock-’n-roller van Breda, zanger van The Rockin’ Teens, die een paar maanden na de Tielmans debuteerden. “Ik had ze gezien in hotel De Schuur in Breda. Mijn mond viel open, zoiets had ook ik nog nooit gezien. Vooral voor de televisie waren ze een beetje te raar, op de radio was het nog net te doen. Maar eigenlijk waren de Nederlanders er gewoon nog niet klaar voor.” Die luisterden op dat moment nog naar de Selvera’s, The Ramblers en The Skymasters; de Indische bands waren toen al met de vroege Amerikaanse rock-‘n-roll bezig. Mosies: “Op één gebied liepen we echt voor op Nederland, en dat was de muziek. In Indonesië kregen we de nieuwste platen uit Australië, en ook uit Amerika. Na school ging ik vaak luisteren bij de lokale muziekzaak.”
Ook Mosies, die met zijn moeder in een Jappenkamp zat, kwam met zijn familie terecht in een pension aan de Baronielaan, ze waren iets eerder dan de Tielmans. “Ik had weinig contact met ze. Ik keek tegen ze op, ze waren in Indonesië al bekend.”
In de pensions waar de Indo’s waren ondergebracht heerste veel verveling. Wie een ‘gewone’ baan wilde, werd door de Nederlanders met argusogen bekeken. Muziek was een ideale uitlaatklep. Zijn leven had heel anders kunnen lopen, zegt Mosies, als hij net ietsje ouder was geweest toen. “Wij wonnen met The Rockin’ Teens een talentenjacht en een platencontract. Pierre Kartner werd tweede. Maar ik was zestien en mocht niks tekenen.” Maar waar de laatste Tielman vier jaar geleden overleed, rockt Arie Mosies nog onverstoorbaar door.

Indische Iconen, Stedelijk Museum Breda. Van 1/12 t/m 13/01. Op 13 januari is de documentaire Klanken van Oorsprong te zien in Chassé Cinema in Breda. Met aansluitend Q&A met regisseur Hetty Naaijkens. stedelijkmuseumbreda.nl