Valencia heeft veel geleerd van het op spraakmakende architectuur gebaseerde imago van steden als Barcelona en Bilbao. De voormalige sinaasappelstad onderging een gedaanteverwisseling met kunst en cultuur als trefwoorden, maar rolt nu ook de loper uit voor de jetset van zeezeilers en liefhebbers van autoraces.

Schone slaapster Valéncia ontwaakt

De katten op de Plaza de la Reina in Valencia sluipen anders. Ze hebben meer zwier dan in Murcia, zijn niet zo brutaal als in Barcelona, minder vraatzuchtig dan in Almería, niet zo pedant als in Madrid. En ze verjagen de duiven, de vliegende ratten die elke binnenstad terroriseren. Niet door er blazend op af te sprinten, maar door hun kop tussen het boogvormige omheininkje te steken. Laten zien dat je er bent, dat volstaat.

Valéncia is een stad die zich op een andere manier aan je opdringt dan andere steden. Een fietser botst op een voetganger en vraagt hem duizend maal vergiffenis. Een straatmuzikant (kofferwagentje met microfoon en luidspreker) bedankt het terraspubliek vóór het applaus, draagt zijn derde lied op aan de dankbaar lachende ober en komt vervolgens met de pet rond.
Het is niet moeilijk om Valencia te vangen in superlatieven. Het Museo Oceanogràfique, Europa’s grootste aquarium, bevat twaalf miljoen liter water, leest een vrouw op een belendend terras haar reisgenoten voor uit een toeristenfolder. Valencia telt ruim veertig musea, een veelvoud aan kleinere kunstinstellingen en er opereren tal van internationale kunstenaars vanuit de stad.
Nog maar tien jaar geleden was Valéncia een schone slaapster die iedereen links liet liggen, onderweg naar strandbestemmingen als Alicante en Almeria of cultuursteden als Malaga en Sevilla. Niet wetend dat Valéncia beide in huis heeft. De stad beschikt over prachtige stranden én een op Romeinse en Arabische fundamenten gebouwde binnenstad met middeleeuwse kerken met prachtige ramen van albast, de monumentale zijdebeurs La Lonja en de Mercado, schoolvoorbeeld van Spaanse Jugendstil.
Rond de eeuwwisseling kreeg die bouwkundige traditie een vervolg met hedendaagse imago-architectuur van grootheden als Norman Foster (de Congreshal), David Chipperfield (America’s Cup Building) en – vooral – Santiago Calatrava die met zijn Stad van Kunsten en Wetenschap ongeremd mocht uithalen in zijn geboortestad. Deze ’stad’ omvat vier enorme complexen: het Museo Oceanogràfique met zijn haaien en walvissen, een operagebouw, een wetenschapsmuseum en de Hemisphèric, een ondergronds walhalla voor filmliefhebbers, jong en oud.
Het contrast met het Valéncia van vroeger is groot. De stad had lange tijd weinig meer te beiden dan de anekdotes over Ernest Hemingway, de Amerikaanse schrijver die er in de jaren dertig van de vorige eeuw, ten tijde van de burgeroorlog, enige tijd vertoefde. Bij het wekken van de schone slaapster hebben de city marketeers van Valéncia, met 800.000 inwoners de derde stad van Spanje, veel opgestoken van steden als Barcelona en Bilbao die met het aantrekken van toparchitecten de aandacht op zich wisten te vestigen. Het Guggenheim-effect, genoemd naar Frank Gehry’s spraakmakende museum in Bilbao, blijkt ook hier te werken. De megalomane gebouwen van Calatrava, gesitueerd in de drooggelegde bedding van de Turia-rivier, trekken miljoenen toeristen en fungeren inmiddels als beeldmerk van de stad.
Het droogleggen van de Turia, resulterend in een schitterend stadspark dat zich als een groene ader door de stad slingert, is niet onomstreden. Oude Valencianen roepen al jaren dat water altijd zijn eigen weg blijft zoeken. Afgelopen najaar kregen ze gelijk toen een stortvloed van regen tot twee keer toe Calatrava’s Operagebouw met de voeten in het water zette. De architect, van wie in Luik het TGV-station Guillemins en in Maastricht de universiteitscampus wordt gebouwd, reageerde furieus. De stad had de door hem aanbevolen waterbescherming geschrapt en evenmin geluisterd naar zijn protest tegen een schuin aflopende tuin in een droge rivierbedding. Sinds de overstroming staan er roestige damwandprofielen om het gebouw.
Toch heeft de city branding zijn vruchten afgeworpen. Vruchten die bij het door de rechtse Partido Popular gedomineerde stadsbestuur smaken naar meer. Vorig jaar fungeerde Valencia als finishplaats van de America’s Cup, het miljoenenverslindende speeltje van zeezeilende modemagnaten en captains of industry. De organisatie heeft het contract verlengd nadat Valéncia bereid bleek daarvoor hele delen van het havengebied op de schop te willen nemen.
Even rigoureus is het plan om Valéncia, à la Monaco, geschikt te maken voor autoraces. Het verzet daartegen is groot, en niet ten onrechte. Karakteristieke bebouwing, vooral in de havenwijken Cabanyal en Malvarrosa, moet wijken voor forse stedenbouwkundige aanpassingen waarvoor de Franse toparchitect Jean Nouvel is aangetrokken.
Maar vooralsnog is de sfeer van het oude Valéncia nog niet aangetast: ’s avonds, in de oude binnenstad, of overdag, aan zee, waar de klassieke strandboulevard verschoond is gebleven van de hoogbouw die andere Spaanse kuststeden zo heeft verpest. In voor- en najaar biedt het brede Valenciaanse strand de karakteristieke rust van de Middellandse-Zeekust. Aan de noordzijde ervan prijken, in slagorde, knoestige havenkranen. Als waakhonden aan de horizon die ons inprenten dat geld dat wordt uitgegeven, altijd moet eerst worden verdiend.