“Dit beeld deed een groot deel van de bevolking zijn vooroordeel tegen de moderne kunst opgeven”, schreef kunstcriticus Bram Hammacher in 1956 nadat de inwoners van Rotterdam het beeld De verwoeste stad van Ossip Zadkine hadden omarmd.
Andere voorbeelden van beeldende kunst die gehoor vonden bij een groot publiek waren het anti-oorlogsschilderij Guernica van Picasso en, recentelijk, De schreeuw van Jeroen Henneman, ter herinnering aan de vermoorde Theo van Gogh.
Toch heeft de (het moet gezegd: steeds minder toegankelijke) beeldende kunst het bij het grote publiek afgelegd tegen de lawine van beelden die de media dagelijks over ons uitstorten. In een wereld die wordt beheerst door publiekscijfers is voor de beeldende kunst nog amper plaats. De ondermijnende rol die de avant-garde zich ooit aanmat, bestaat alleen nog in onze herinnering.
Een kunstenaar die gehoord en gezien deint mee op de golven van de massamedia, waar de taal van het geld wordt gesproken en alles tot amusement wordt geformatteerd. De kunstwereld zelf kan er inmiddels ook wat van. Op Schiphol worden Rembrandts geëxposeerd omdat het goed is voor het merk Rijksmuseum en het merk KLM. Zoals De schreeuw van Jeroen Henneman vooral platte reclame is voor het merk Vrijheid van Meningsuiting.
De kunstenaars die originaliteit en autonomie boven alles stellen, zullen over enkele decennia zijn verdwenen, voorspelde filosoof/dichter/hoogleraar Maarten Doorman onlangs tijdens de conferentie Brandende Kwesties in Maastricht. Tenzij ze hun kansloze positie in een verpulpte publieke wereld verlaten om een nieuw domein te ontdekken waar ze hun geloofwaardigheid terugvinden. Doorman verklapt niet waar dit artistieke Land van Ooit ligt. “Kunstenaars zullen het zelf vorm moeten geven, anders gaan ze eraan!”, luidde de provocerende slotzin van zijn voordracht.
Vooralsnog is het beter te zwijgen dan met geschreeuw boven het mediageweld uit proberen te komen. Shock Art werkt niet meer, de media hebben ook dit concept geannexeerd en geperfectioneerd. Hoe heftig de oorlogsdoeken van Armando, de pornografische scènes van Marlene Dumas en de martelschilderijen van Ronald Ophuis ook zijn, ze halen het niet bij de opgefokte, als waarheid gepresenteerde kunststukjes van Peter R. de Vries en Geert Wilders.
Doormans appél aan kunstenaars – de luwte in om te hergroeperen – werd onbedoeld bevestigd door de entourage van de conferentie, die plaats had in een oefenzaaltje van het plaatselijke conservatorium. Moderator Michaël Zeeman sleepte met stoelen over het slecht verlichte podium en rende met de microfoon van de ene vragensteller naar de andere. Zijn enthousiasme was aanstekelijk, maar het was en bleef een incrowd party. Hoewel ze er wel over moeten kunnen oordelen, hadden politici, beleidsmakers, opinieleiders en pers geen interesse in de Brandende Kwesties in de kunstwereld.
Het is vrijwel ondenkbaar dat een kunstwerk nog het grote publiek mobiliseert zoals De verwoeste stad en Guernica dat ooit deden. Tenzij de maker zich laat verleiden tot een optreden bij tv-programma’s als De Wereld Draait Door. Programma’s die Peter R. de Vries en Geert Wilders presenteren als schrijver en cineast. Eerbare beroepen die ooit door kunstenaars werden uitgeoefend.