Eerder speelde hij Jezus en Pim Fortuyn. Nu kruipt hij in de huid van deken Joep Haffmans uit Gulpen die een liederlijk leven leidde en voor armenzorg bestemd geld spendeerde aan juwelen, dure auto’s en reizen. Helmert Woudenberg: “Het gaat er niet om hoe doortrapt hij was. Ik wil iemand laten zien die zichzelf in het nauw heeft gebracht.”
Aan het begin van een avond ligt pastoor-deken Joep Haffmans met zijn geheime liefde in bed als de deurbel gaat. Hij trekt snel wat aan en doet open. Even later is hij terug, haalt tien briefjes van honderd uit een enveloppe, stopt vijf biljetten onder zijn linker oksel en vijf biljetten onder zijn rechter oksel. “Zo”, zegt hij, “nu heb ik ermee gedaan wat ik ermee moet doen.” “Wat dan?”, vraagt zijn minnares. ”Ik heb het geld onder de armen verdeeld.”
De anekdote komt uit het boek In Gods naam (2011) van de journalisten Henk Langenberg en Maarten van Laarhoven. Ze is ook te vinden op de website van acteur/regisseur Helmert Woudenberg. Hij vond het boek bij toeval in een kiosk, las het en wist dat zijn dertiende solovoorstelling was geboren. Die zou gaan over de liederlijke levenswandel van een Limburgse herder die rondreed in een donkerblauwe MG cabrio, seksuele relaties had met mannen én vrouwen en in het buitenland de bloemetjes buiten zette van het geld uit de armenkas van zijn dekenaat.
“Het is een relevant verhaal voor deze tijd”, zegt Helmert Woudenberg (Elspe, Duitsland 1945). “Nu ging het eens niet om kindermisbruik binnen de katholieke kerk, maar om corruptie. Om gedrag dat de vraag oproept of we ons behalve in een economische crisis ook niet in een morele crisis bevinden. Het gedrag van Haffmans past goed bij die opgeblazen ego’s met hun graaicultuur die zich een liederlijk leven veroorloven en zichzelf verrijken uit hoofde van hun hiërarchische positie. In de kerk word je gemaakt door degene die boven je staat.”
Woudenberg klinkt gedreven als in zijn jaren bij het Werktheater, het gezelschap dat in de jaren zeventig en tachtig de theaterconventies overboord kieperde en veelal koos voor geëngageerd toneel op locatie. “Zonder het Werktheater had ik deze voorstelling maar ook die over Pim Fortuyn uit 2006 niet kunnen maken”, zegt hij. “Maar het is niet zo dat ik altijd de actualiteit heb opgezocht. Eigenlijk ben ik vooral geïnteresseerd in mythische en metafysische verhalen.”
Om die belangstelling voor metafysica te verklaren moet Woudenberg terug naar zijn jeugd. Zijn grootvader was een gezaghebbende NSB’er, zijn vader sneuvelde als SS’er aan het oostfront nog voor hij werd geboren, zijn moeder stierf toen hij nog geen acht maanden oud was. “Ik was een wees en groeide op als een vreemde eend in de bijt op een boerderij. Je gaat op zoek naar je ouders, daar zal mijn hang naar verhalen wel uit voortkomen. Als kind op de lagere school mocht ik alle klassen langs om mijn verhalen te vertellen. Op mijn vijfde wist ik al dat ik later acteur zou worden. Ik had meer identiteit als ik deed of ik een ander was. Ik kon meer mezelf zijn als ridder die de draak ging bestrijden dan als de bleke wees die alleen uit de oorlog kwam.”
Wat Woudenberg intrigeerde aan wat de Affaire Haffmans ging heten (de deken stierf in 2007 op 64-jarige leeftijd, geëxcommuniceerd en berooid, aan een hartinfarct), was dat de deken zijn gang kon gaan in een cultuur waarin zijn gedrag niet werd gecorrigeerd. “Er werd zelfs stilletjes bewonderend naar hem opgekeken. Zo van: dat flikt ie toch maar allemaal.” Natuurlijk baseert hij zijn zelf geschreven monoloog God vergeeft op het boek van Langenberg en Van Laarhoven, maar hij sprak ook met betrokkenen en familieleden en liet zich rondleiden Gulpen, Maastricht en Holset, plekken waar Haffmans zijn sporen achterliet. Wie denkt dat Woudenberg enig profijt kon hebben van zijn jaren als politiecommissaris in de tv-serie Flikken Maastricht om de Limburgse volksaard te begrijpen, komt bedrogen uit. Voor welgeteld één aflevering reisde hij naar Maastricht. De andere afleveringen werden opgenomen in de studio. “Haffmans kon gedijen binnen een zeer conservatieve en reactionaire stroming in de katholieke kerk, aangevoerd door bisschop Gijsen: geen ruimte voor homoseksualiteit, geen pardon voor euthanasie, geen communie voor kinderen van gescheiden ouders. Deze paladijn van Gijsen verkondigde het geloof met opgestoken wijsvinger, maar beleed in de praktijk alles wat God verboden had.”
God vergeeft situeert Haffmans aan het eind van zijn leven, in een troosteloze wijk in Sittard. Hij is flink aan het innemen, het zou de laatste middag voor zijn dood kunnen zijn. Volgens Woudenberg is hij trouw aan de werkelijkheid gebleven, hij zegt zelfs verder te gaan dan het boek. “Toen Haffmans in den beginne een ronde maakte langs de notabelen van Gulpen ging hij ook bezoek bij de huisarts en diens vrouw. Er werd stevig gedronken en toen Haffmans uiteindelijk met de vrouw alleen was, liet hij zijn broek zakken. Of ze echt hebben liggen neuken, weet ik niet, maar bewijs maar eens dat het niet zo zou kunnen zijn.”
“Waar het mij om gaat is: Wat had ik gedaan als ík Haffmans was geweest? Wat zou ik doen als ik directeur van een grote bank was en ik zou een bonus krijgen waarmee ik de rest van mijn leven weg zou kunnen? Ik stel die vragen aan mezelf en aan het publiek. Het gaat er niet om hoe doortrapt hij was of hoe moreel verontwaardigd ik ben. Ik wil iemand laten zien die zichzelf in het nauw heeft gebracht. Ik wil niet oordelen.”
In 2006 kroop Helmert Woudenberg in de huid van Pim Fortuyn. Niet dat hij op diens partij stemde, maar het intrigeerde hem waarom zoveel mensen zo vol van hem waren. “Fortuyn en Haffmans waren geen geweldige kerels maar ook geen doortrapte schoften. Niets menselijks is ons vreemd toch? Haffmans was een wat dommige maar ook charmante man. Zijn vriendin heeft hem een flinke loer gedraaid maar hij is nooit wraakzuchtig geweest.”
Net als bij Fortuyn probeerde Woudenberg ook bij Haffmans meer te weten komen van diens jeugd, om hem beter te kunnen begrijpen. Zoals je ook Woudenberg zelf beter kunt begrijpen als je weet waar hij vandaan komt. “Via het roddelcircuit vernam ik dat Haffmans als kind zijn uitwerpselen tegen de muren smeerde. Niet alleen in de hotels waar hij verbleef veegde hij zijn kont af aan de lakens, dat deed hij thuis ook. Dat scabreuze gedrag probeer ik te verklaren vanuit zijn jeugd. Ik probeer hem dingen uit te laten leggen. Hij heeft seks binnen het priesterschap nooit als problematisch ervaren. En hij kon het zich veroorloven om seks als liefhebberij te zien. Een geslachtsziekte die hij overdroeg, zag hij als de bekroning van een liefdesband. Als je je leven in dienst stelt van God, worden je instincten automatisch gesublimeerd. Dan ben je als het ware in staat van genade en glijdt de veroordeling van je af.”
In de monoloog laat hij de pastoor-deken onverbloemd aan het woord. Denkt hij dat hij meer van Haffmans kan laten zien dan de journalisten in hun boek? “Ja, ik denk dat je de stem van Haffmans op toneel moet horen. Als acteur kan ik meer onthullen dan een journalist. Ik kruip in zijn huid, ik hoef mijn uitgever niet tevreden te stellen, ik ben niet kritisch, ik oordeel niet. Ik maak voelbaar wat er door Haffmans heen moet zijn gegaan. Hij wist dat het hem ooit de kop zou kosten. Die man moet ook vreselijk geleden hebben.”
Helmert Woudenberg, God vergeeft. Première 9 oktober in Haarlem. Venlo 21 oktober, Maastricht 24 en 25 oktober, Heerlen 26 en 27 oktober, Ottersum 2 februari, Baexem 26 februari. www.grunfeld.nl