Al filmend probeert de Bosnisch-Nederlandse filmmaker Sergej Kreso te ontdekken wat geboortegrond voor mensen betekent. Op dit moment werkt hij aan de documentaire Vraem luuj die plat kalle, een film over identiteit en integratie van migranten die naar Limburg kwamen. “Het karikaturale verdwijnt zodra je inzoomt en mensen beter leert kennen.”

Misschien is het niet meer dan logisch dat Sergej Kreso inmiddels al meer dan tien jaar op een vaste plek, in het Midden-Limburgse Echt, woont. Want voor iemand die, laten we zeggen, jaren onderweg is geweest, is een vaste plek misschien nog belangrijker dan voor iemand die altijd dicht bij zijn geboortegrond is gebleven.

Min of meer per toeval kwam Sergej Kreso (1963) met vrouw en dochter in Limburg terecht. Hij groeide op in Sarajevo en voltooide eind jaren tachtig een universitaire studie journalistiek, overigens zonder enige ambitie om dat vak te gaan uitoefenen. Ook dat lijkt logisch want journalistiek was halverwege de jaren tachtig in Sarajevo de enige manier om je in schrijven te bekwamen. En schrijven was wat hij altijd al wilde.

Toen brak in 1992 de Joegoslavische burgeroorlog uit. Zo’n anderhalf jaar lang probeerde Kreso te overleven als journalist in oorlogsgebied. Toen zijn onafhankelijkheid onhoudbaar werd – men wilde dat hij de wapens oppakte – ontsnapte hij naar Nederland. Waarom Nederland? Hij weet het nog steeds niet. Zijn verblijf in een asielzoekerscentrum eindigde op de dag – flink wat maanden later – dat de begeerde brief arriveerde: “Proficiat, u mag in Nederland blijven. We hebben een huis voor u in Echt.”

Na drie documentaires over de Balkan presenteerde Kreso afgelopen november tijdens documentairefestival IDFA zijn Kaffeefahrt ins Krematorium, over de grootste begrafenisondernemer in het Duitse Ruhrgebied en diens commerciële aanpak van de begrafenisbusiness. Kreso zegt blij te zijn dat hij eindelijk een film heeft gemaakt over een ander onderwerp dan de Balkan. Maar eigenlijk gingen zijn eerdere films ook niet speciaal over de Balkan, het waren portretten van tragische levens en de bizarre willekeur waarmee die verliepen.

Daartoe hoort ook zijn eigen leven, zo blijkt uit Jack, de Balkan en ik uit 2008. Voor die film reisde Kreso twintig dagen lang met Jack Roskam door Bosnië. Het duo vormt een bizar contrast. Roskam, een zwarte muzikant uit Brussel die in 1984 naar Joegoslavië was vertrokken, daar trouwde met een Kroatische en in de oorlog aan die kant meevocht. Kreso, de Bosniër die weigerde te vechten, onder meer omdat zijn familie zowel uit Serven als Kroaten als moslims bestaat en daardoor onmogelijk partij kon kiezen in het conflict. En dan Roskam, nota bene een pacifist, die het niet kon aanzien hoe zijn vrienden zijn huis verdedigen en hijzelf geen risico liep. Hij voelde zich moreel verplicht mee te werken.

Roskam was zijn ‘camera obscura’, vertelt Kreso, zijn lens die de realiteit omgekeerd op de muur projecteerde. Een intens proces noemt hij de reis nu, ook al was het helemaal de bedoeling niet dat de film ook over hem zou gaan. Jack had de documentaire eerst moeten heten. Het bizarre is dat het ook allemaal precies andersom had kunnen lopen, constateren de twee terwijl ze met de camera achterin langs Kreso’s geboortehuis rijden. Het is de speling van het lot. Met die vaststelling bezweren ze ook een beetje hun eigen twijfel. Het fascineert Kreso.

Natuurlijk verdwijnt zoiets heftigs als een oorlog nooit helemaal uit je gedachten, vertelt Kreso. “Maar de tijd verstrijkt en je belandt in een andere fase. Dat wil zeggen, in een zoektocht naar je eigen identiteit. Zowel in een etnisch conflict als wanneer je vluchteling bent, word je gedwongen daarmee bezig te zijn. Als ik de jaren tussen mijn komst hier en 2005 moet samenvatten: opnieuw omschrijven wie Sergej Kreso is. Nog steeds vind ik identiteit een boeiende kwestie. En ik ben niet de enige, getuige de discussies die we in Nederland voeren over wie we zijn. Het ligt gevoelig en daar wil ik als filmmaker genuanceerd mee omgaan.”

In zijn films valt op met hoeveel respect Kreso mensen voor de camera haalt. Integer, oordeelden IDFA-bezoekers na afloop van de vertoning Kaffeefahrt ins Krematorium. De film weerspiegelt opnieuw Kreso’s persoonlijke fascinatie met geboortegrond en identiteit. “Het is te gemakkelijk om een spottende film te maken over Duitsers die busreizen naar Nederlandse crematoria maken omdat je alleen in Nederland de as na afloop in een urn mee naar huis mag nemen. Spot is altijd de blik van de buitenstaander. Die Karl Schumacher, de grootste begrafenisondernemer in het Ruhrgebied met meer dan dertig filialen, woont in een heel klein huisje. Zijn levensverhaal is tragisch, na de zelfmoord van zijn vader bleef hij zitten met vragen daaromtrent. Hij kreeg als erfenis het bedrijf op z’n schouders. Je kunt een karikatuur maken van zo iemand maar het karikaturale verdwijnt zodra je inzoomt en mensen beter leert kennen.”

Op dit moment werkt Kreso aan de documentaire Vraem luuj die plat kalle. Opnieuw een film over identiteit en integratie, deze keer van migranten die naar Limburg kwamen en voor wie de taal belangrijk was om zich thuis te voelen. Ook al hechten ze tegelijk sterk aan gewoontes uit hun land van herkomst, zelfs als ze hun moedertaal amper nog spreken. Opnieuw een film dus die ook over Kreso gaat. En over Limburg.

“Waarom ik nog in Echt woon? Wie zal het zeggen. Misschien inderdaad omdat het hier in de regio heuvelachtig is en het landschap me een beetje aan Bosnië doet denken. Het was toeval dat ik hier terechtkwam maar vervolgens ga je betekenis geven aan wat je overkomt, je leven verklaren. Of misschien ben ik me gewoon thuis gaan voelen, al blijft er altijd dat andere land in mijn gedachten. In mijn voortuin heb ik van grond een verhoogde plek gemaakt met planten er op. Geen mens zal er de Bosnische heuvels in zien, maar een heuvel is het wel.”