Welke invloed heeft het Nederlandse landbouwbeleid gehad op de inrichting van ons landschap? Bureau Europa in Maastricht ging op onderzoek uit. Met het toenmalig Europese landbouwkopstuk Sicco Mansholt als opstap.
Toen ik in de jaren tachtig aan de Landbouwuniversiteit ging studeren, moesten alle eerstejaars het vak Landbouworiëntatie volgen. We waren naar Wageningen gekomen met idealen: boerinnen emanciperen, erosie bestrijden in de Andes, het milieu redden. Maar voordat we daarmee konden beginnen, moesten we ons verdiepen in de uitvinding van de kunstmest door Justus von Liebig, het landbouwbeleid van de Europese Gemeenschap en de verkavelingspatronen op het Nederlandse platteland. Wekelijks zat ik met vijfhonderd andere studenten in de grote zaal van het Wiskundegebouw te luisteren naar docent Tjark Struif Bontkes.
De tentoonstelling Mansholt, Landschap in Perspectief bij Bureau Europa in de Timmerfabriek in Maastricht “beoogt de bezoeker inzicht te geven in de veranderende verhouding tussen landbouw en landschap en de dilemma’s van het Europese landbouwbeleid”. Die zin heb ik niet zelf verzonnen. Hij hoort bij het publiciteitsmateriaal van de tentoonstelling. Vervang ‘bezoeker’ door ‘student’ en de tekst had in de Wageningse studiegids kunnen staan. Onder ‘verplichte vakken’.
Saskia van Stein, sinds een jaar directeur van Bureau Europa, is niettemin optimistisch: “We hopen een breed publiek aan te spreken. De doelgroep is iedereen die eet!”
Ik eet ook, dus ik ging naar de Timmerfabriek. Om gaandeweg erachter te komen dat de tentoonstelling drie dingen tegelijk wil. Die eigenlijk geen van drieën goed uit de verf komen.
De eerste poot van de tentoonstelling is Sicco Mansholt (1908-1995). “Het thema van zo’n tentoonstelling is niet zo makkelijk te visualiseren”, licht Saskia van Stein toe. “Met de persoon van Mansholt lukt dat wel.” Daar zit iets in. Als Minister van Landbouw van 1945 tot 1958 stond Mansholt aan de wieg van de grootschalige ruilverkavelingen in Nederland. Als Europees Commissaris voor Landbouw, van 1958 tot 1973, zat hij achter het stelsel van garantieprijzen voor landbouwproducten dat tot een ongekende intensivering en schaalvergroting van de landbouw en tenslotte tot melkplassen en boterbergen zou leiden.
In de nadagen van zijn carrière raakte Mansholt onder de indruk van het rapport Grenzen aan de Groei van de Club van Rome (en van de jonge Duitse activiste Petra Kelly) en pleitte hij vurig voor productiebeperking en bescherming van milieu en landschap. “Mansholt is interessant vanwege de Europese dimensie, maar vooral vanwege de paradoxen in zijn levensverhaal”, vat Van Stein samen.
De tentoonstelling laat dat levensverhaal zien in de vorm van de documentaire Overstag van Louis van Gasteren en Joke Meerman. Mansholt komt naar voren als een man die als geen ander zijn idealen in daden weet om te zetten. Daarin schuilt ook zijn tragiek. Als een boemerang komen de onbedoelde gevolgen van die daden terug. Hij trekt zijn consequenties, keer op keer, en gaat overstag. Een prachtige film. Maar tachtig minuten op een houten bankje in de Timmerfabriek? Wie in Mansholt geïnteresseerd is, koopt voor vijf maal de prijs van een tentoonstellingsbezoek (exclusief reiskosten) de recente 4DVD-box van Van Gasteren met daarin Overstag én twaalf andere documentaires van zijn hand. Kun je lekker thuis op de bank kijken.
De hoofdmoot van de tentoonstelling bestaat uit zes glazen kamertjes. In de eerste vier wordt aan de hand van filmfragmenten en ander beeldmateriaal de ontwikkeling van het Nederlandse platteland vanaf de Tweede Wereldoorlog geschetst. Dit is de tweede poot van het project. Er is onder meer een filmpje uit 1957 waarmee het Ministerie van Landbouw probeerde boeren te overtuigen van nut en noodzaak van ruilverkaveling. De heroïsche beelden, het optimisme over de maakbaarheid van het land, de zelfverzekerdheid van de commentaarstem: gek genoeg is het helemaal niet zo moeilijk om je voor te stellen dat het werkte. Maar alleen bij slecht weer: zodra de zon door het glazen dak van de Timmerfabriek piept, worden de filmpjes slecht zichtbaar – als om de vergeefsheid van alle streven te benadrukken.
Mansholt speelt nog een rol in het eerste kamertje. Er liggen wat foto’s van de boerderij in de Wieringermeer die hij in 1938 betrok, en een mooie brief uit 1956 waarin hij waarschuwt voor de “valse romantiek” van kronkelende weggetjes in een ontwerp voor Oostelijk Flevoland. Daarna raakt hij buiten beeld. Eigenlijk raakt de hele Europese dimensie buiten beeld. We krijgen wat foto’s, wat oude brochures en vakbladen met landbouwmachines en een paar kaarten van ruilverkavelingen te zien. Wie het verhaal al kent (van Landbouworiëntatie) kan het plaatsen, maar de beloofde analyse van de achterliggende factoren – die garantieprijzen van Mansholt, de mechanisatie en rationalisatie van de landbouwproductie, de concurrentie op de wereldmarkt – blijft uit.
Dat geldt in nog sterkere mate voor de derde poot van de tentoonstelling. Die vindt zijn plek in de laatste twee kamertjes en zou moeten gaan over de toekomst: de uitdagingen waar het Nederlandse platteland voor staat “tegen de achtergrond van de actuele hervorming van het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, onder druk van de verdere liberalisering van het mondiale handelsklimaat, de uitbreiding van de Europese Unie in oostelijke richting en de milieudoelstelling van de EU”. Ik heb hem niet gezien, die achtergrond. In plaats daarvan: een zorgboerderij, het Greenpark-project in Venlo – dat er bijna even heroïsch uitziet als de ruilverkavelingen uit de jaren vijftig- , stadsboeren, hoogtechnologische, computergestuurde ‘precisie-landbouw’. Maar wat dragen ze bij? Welk probleem lossen ze op? Hoe verhouden ze zich tot elkaar, tot de erfenis van Mansholt en tot de huidige Brusselse plannen? We komen er niet achter.
Hoe langer ik op de tentoonstelling rondliep, hoe meer ik terugverlangde naar de degelijke colleges van Tjark Struif Bontkes.
Mansholt, Landschap in Perspectief. T/m 6 april bij Bureau Europa, Timmerfabriek, Maastricht. www.bureau-europa.nl