Palmina
Net een telefoontje uit Sicilië gehad. “Met Palmina, hoe gaat het daar bij jullie in Nederland?”
Zonder het antwoord af te wachten begint ze aan een lange litanie over het harde leven op het eiland, de ziektes van haar vader en moeder, de armoede, de verzekering van de auto die ze niet meer kan betalen, het weer dat maar niet echt goed wil worden, haar kleinzoon die ze zo mist. Louter ellende kortom. Ze vertelt het in hoog tempo zonder adem te halen en met een van tranen verstikte stem. Ik kan er niet tussen komen en dat is ook niet de bedoeling. Nu weet ik dat, maar toen ik op Sicilië voor de eerste keer een dergelijk telefoontje kreeg, schrok ik toch danig. Ik ben meteen naar haar huis gereden om te kijken of het wel goed met haar ging. Ze keek me verbaasd aan, begon te lachen en zei: “Och, het valt allemaal wel mee. Kopje koffie?” Sicilianen zijn meesters in eindeloos gejammer. Alsof het leven hen elke dag een loer wil draaien. Lees het maar na bij Luigi Pirandello, ook een Siciliaan.
Palmina is getrouwd met Corrado en ze werkt bij de gemeente. Ze gaat daar over het kerkhof van Noto. Jammer dat ik gecremeerd wil worden, anders zou ik daar wel begraven willen worden. Palmina zou dan vast en zeker een mooi plekje voor mij reserveren: naar beneden uitkijkend over de zee en naar boven opkijkend naar de pas gerenoveerde kathedraal.
Ze mag dan wel over de doden gaan, van nature is Palmina een vrouw die ondanks haar gejammer sterk aan het leven hangt. Een vrouw van de zomer ook, want dan kan ze haar fameuze schranspartijen in het voortuintje van haar huis organiseren. Zelf staat ze dan al vroeg in de ochtend in korte broek en beha het deeg voor de focaccia’s en de pizza’s te kneden, terwijl de rest van de familie (van broers en zussen tot opa en oma, neven en nichten) voor chaotische taferelen zorgt bij het dekken van de tafels en het opdienen van het eten. We hebben het meer dan eens meegemaakt. Zware maaltijden met voornamelijk deegwaren, die de stoelgang soms dagenlang konden verstoren. De restanten kregen we mee in een doggy bag. Wij namen dat letterlijk en hebben onze honden zo menig feestmaal bezorgd.
Inmiddels is Palmina uitverteld en ik weet hoe haar telefoontjes doorgaans eindigen: “Ciao Pieter. Salutami Tilly. Un attimo. Ti passo Corrado”, gevolgd door een oorverdovende schreeuw door haar huis: “Corrado, Corrado, Pieter voor jou aan de telefoon.” Zo ook nu. En Corrado luistert. Hij wil weten hoe het met ons gaat. Hij mist ons. Hij mist vooral mij. We zijn even oud en hij noemt mij zijn broer. “Ciao Pieter, fratello mio.” Snotterend zegt hij het en hij meent het. Het telefoontje heeft lang genoeg geduurd.
“Tot ziens Corrado, groeten aan Palmina.”