Huis te huur
Wat weten gemiddelde Nederlanders, zoals mijn vrouw en ik, over Sicilië als ze er nog nooit zijn geweest en op een goede dag besluiten om onvoorbereid naar dat eiland te verhuizen? Eigenlijk niets. Ja, Palermo, stad van de maffia. En de tempels van Agrigento. De Etna misschien ook nog. Maar verder? Hoe groot is dat eiland eigenlijk, waar ligt het precies, hoeveel mensen wonen er, wat doen die mensen voor de kost, wat is de geschiedenis, hoe zit het er met de economie, stelt het culturele leven iets voor, hoe zijn de politieke verhoudingen? Geen flauw idee.
Met dit beschamend gebrek aan kennis kwamen wij vier jaren geleden op Sicilië aan om voor de eerste keer het huis te gaan bekijken dat we hadden gehuurd van Totò Ruiz. Dat was meteen een verrassing. Ruiz? Dat klinkt toch eerder Spaans dan Italiaans? Klopt, want Sicilië is in het verleden door zowat alle beschaafde en onbeschaafde landen en volkeren van West-Europa en Noord-Afrika onder de voet gelopen. Ook door de Spanjaarden dus. En Totò is een van hun nakomelingen.
Bij onze eerste ontmoeting liet Totò ons vol trots het huis zien waar wij de komende jaren gingen wonen. Een groot betonnen blok, alles gelijkvloers, hoge kamers, maar een beetje aan de koude kant. “Het is pas april, dus jullie moeten nog wel wat extra stoken”, zei hij, “want voor ons Sicilianen is dit huis in de wintermaanden veel te kil.”
We hadden dus een groot zomerhuis gehuurd en dat verklaarde meteen onze verbazing over het feit dat de meeste huizen bij ons in de buurt op dat moment verlaten waren. ‘Die worden alleen in de zomermaanden bewoond, omdat het in de stad dan veel te heet is en hierboven op 500 meter hoogte een stuk koeler.’
Totò heeft me vervolgens aan de hand genomen en is drie dagen lang allerlei instanties met mij afgelopen: de vreemdelingenpolitie, de waterleidingmaatschappij, de elektriciteitsmaatschappij, de burgerlijke stand, de telefoonwinkel, de vuilophaaldienst. In die drie dagen kreeg ik meteen mijn Siciliaanse vuurdoop: computers doen het nooit, pinautomaten zijn doorgaans defect, afspraken worden niet nagekomen, je wordt van de ene uithoek van de stad naar de andere gestuurd, omdat je voor dat ene papiertje dat je nog nodig hebt niet hier maar daar moet zijn. En daar is dat papiertje doorgaans ook niet.
“Alleen één ding werkt hier erg goed”, zei Totò na die drie dagen. “Je weet namelijk zeker dat je elke maand aan een bewakingsbedrijf 19 euro moet betalen. Niet dat ze je huis bewaken, maar als je niet betaalt dan krijg je problemen met de maffia.” En zo hebben wij in de voorbije jaren dus zo’n 900 euro als pizzo aan de maffia afgedragen. Dat is tenminste iets dat we in die tijd over Sicilië te weten zijn gekomen.
Totò is twee maanden geleden 80 geworden. De huur van ons zomerhuis loopt over een maand af.