“Hallo Piet.”
Het klonk heel zacht. Ik keek om mij heen maar zag niemand. Ik kende trouwens ook niemand die mij ‘Piet’ noemde. Zelfs de Sicilianen noemden me Pieter of Pietro. Het bleef stil. Net toen ik dacht dat ik me vergist had hoorde ik het weer, nu iets harder: “Hallo Piet.” Het kwam ergens van de achterkant van het huis. Ik liep naar het hek en daar zag ik een kleine man staan. Hij stak zijn hand uit. “Ik ben Tom, Tom van Compernolle en jij bent toch Piet?”
Tom bleek de Belg te zijn die kort daarvoor een nogal aftands hotel vlakbij ons huis had gekocht. Ik had dat verhaal wel gehoord, maar hem nog nooit gezien. Tom uit West-Vlaanderen. Ik schatte hem rond de veertig. Hij en zijn vrouw hadden hun baan opgezegd en waren met hun twee kinderen naar Sicilië vertrokken om hier een nieuw en minder jachtig leven te beginnen. Dat vertelde hij toen mijn vrouw en ik een paar dagen later een kop koffie bij de twee gingen drinken. Ze waren hard bezig om het hotel een flinke opknapbeurt te geven.
Na die eerste kennismaking hebben we Tom en zijn familie nauwelijks meer gezien. We hoorden dat het hotel na een paar maanden ploeteren redelijk op orde was en dat er ook gasten waren, voor wie Tom gezellige avonden rond het zwembad organiseerde. Avonden met Belgisch bier en Belgische frieten.
Op een dag zag ik dat hij de Belgische vlag op zijn hotel had gezet. Toen we elkaar weer eens bij de vuilcontainer tegenkwamen zei ik: “Dat kun je toch niet doen, Tom. Zet er dan in elk geval een Siciliaanse vlag naast.” Maar daar wilde hij niets van weten. “Mijn hotel is er niet voor de Sicilianen, ik moet het vooral van de Belgen hebben.”
Het liefst had Tom de hele omgeving naar Belgische maatstaven ingericht, want die Sicilianen vond hij eigenlijk maar niks. “Lui volk.” Daar zou hij wel eens verandering in brengen. Een voorbeeld dat mij is bijgebleven: in ons dorp ging het internet nog via de telefoon. Geen ADSL dus, en dat was knap vervelend. “O, maar dat ga ik wel regelen hoor”, zei Tom. Hij kende iemand in Palermo en die had van alles voor de Italiaanse marine (dacht ik) gedaan op het terrein van de ict. Iemand met veel invloed volgens Tom. “Die hoef ik maar te bellen en dan kunnen we hier tenminste ook met een fatsoenlijke snelheid internetten.” Ik heb er nooit meer iets van gehoord.
Toen ik hem vertelde dat we het eiland definitief gingen verlaten zag ik tranen in zijn ogen.
Het is nu ruim twee jaren na onze eerste ontmoeting. Het schijnt goed te gaan met zijn hotel. Een echte mannetjesputter, die Tom. Maar of de Sicilianen veel plezier aan hem zullen beleven?