In mijn lange leven heb ik veel honden gehad. Ik was niet van plan om daar op Sicilië nog een nieuwe aan toe te voegen. Dat heb ik volgehouden tot het moment dat ik op een dag twee jonge honden bij de achterpoort van de tuin zag zitten.
Het was hoogzomer, bloedheet en de honden zaten met de tong uit de bek naar mij te kijken. Ik ben een bakje water gaan halen en wat oud brood. De grootste van de twee begon meteen te drinken en te eten. De kleinste hield zich op een afstand zolang ik in de buurt was. Ze zijn niet meer weg gegaan. Een grote bruine, die we Bruno hebben genoemd, was vooral míjn hond, terwijl mijn vrouw goed kon opschieten met de iets kleinere witte, Bianca. Mannetje en vrouwtje en naar een paar dagen later bij de dierenarts bleek: broer en zus, ongeveer drie maanden oud.
De honden groeiden voorspoedig. Bruno werd een oersterke, vreselijk aanhankelijke hond en Bianca bleef wat kleiner en schuw. Het honderden meters lange hekwerk om onze tuin hebben we helemaal met draad laten afzetten, zodat ze niet konden ontsnappen. In onze gigantisch grote tuin deden ze hun behoeften, lagen ze te slapen, joegen ze achter katten, slangen en ratten en renden ze letterlijk als dolle honden achter elkaar aan. En een gedeelte van de garage hebben we omgebouwd tot hun verblijfplaats voor de nacht. We hebben er een mooie stretcher in gezet, waarop ze konden slapen.
Bruno en Bianca hebben de tijd van hun leven gehad. Elke ochtend stonden ze bij de keukendeur te wachten tot we wakker waren. Dan gooide ik stukken brood de tuin, die ze als ware lekkernijen verorberden. Zaten we buiten dan lagen ze naast ons. Toen we Sicilië vaarwel moesten zeggen, heb ik nog geprobeerd om een ander thuis voor ze te vinden, maar dat lukte niet. Ik heb onze tuinman Robert een paar honderd euro gegeven om nog maximaal drie maanden elke dag even voor de honden te komen zorgen en uit te kijken naar een ander onderkomen.
Wat er van de honden terecht is gekomen?
Onze schilderende buurtgenoot Gioacchino Scorsonelli schreef mij een e-mail toen we alweer een maand in Nederland waren. Bianca was volgens hem opgevangen door iemand die aan het einde van ons straatje woonde. Met Bruno was het minder goed afgelopen, zo bleek. “Bruno è morto. È uscito dal recinto, ha attraversato di corsa la strada ed è stato investito mortalmente da una macchina; ma primo non ho voluto comunicartelo per non rattristarvi.” (Bruno is dood. Hij is uit de omheining ontsnapt, de grote weg opgerend en door een auto overreden; ik had het je eerst niet willen schrijven om jullie niet bedroefd te maken.)
Ik heb de e-mail bewaard. Nu ik hem weer lees, springen de tranen me opnieuw in de ogen. Het was ware liefde tussen Bruno en mij.