Na een jaar Sicilië werd er voor de eerste keer aan ons achterhek gebeld. Via de intercom riep ik “Pronto”. Aan de andere kant zei iemand: “Son’io, Carlo.” Ik kende geen Carlo, maar riep terug dat ik eraan kwam. Buiten het hek stonden twee mannen. De een stelde zich voor als buurman Carlo en van de ander heb ik de naam niet onthouden.

Of ik wel eens de schildering van Santa Maria della Scala (Heilige Maria van de Ladder) had gezien. Die had ik inderdaad al een paar keer gezien, op de binnenweg van Noto naar Siracusa. Een primitieve schildering tegen een boom. Nou, de buurtbewoners organiseerden volgens Carlo elk jaar een processie met het beeld dat in het vroegere klooster in de buurt werd bewaard. Er waren allerlei feestelijkheden, en missen, en spelletjes voor de kinderen, en de kardinaal zou komen. En dat kostte geld. Of ik ook een bijdrage wilde leveren, ook al was ik buitenlander.

Dat wilde ik wel, maar waar moest ik dan aan denken?

Dat lieten ze helemaal aan mij over.

Ik had alleen een briefje van vijftig euro in mijn zak. Carlo en zijn maat keken elkaar een beetje bedremmeld aan. “Daar kunnen we niet van teruggeven,” zei Carlo. We voelden ons alle drie merkbaar ongemakkelijk met de situatie. “Maakt niet uit,” zei ik tenslotte. “Het is goed zo.” Ze bleven nog een beetje verlegen staan bij mijn hek, gaven me een poster met daarop de beeltenis van Santa Maria della Scala en nodigden me uit voor de avondprocessie, twee weken later.

Ik ben erheen gegaan, op een dinsdagavond. Ik zag de processie van onder uit het dal naar boven komen. Een slinger van kaarsjes, begeleid door biddende gelovigen en gezang van de maagden. Opeens stond Carlo naast me. Hij overhandigde me het programmaboekje alsof het een kostbaar kleinood was. “We zijn trots op u. Kijk, hier achterop,” zei hij. Ik kreeg de schrik van mijn leven. De hele achterpagina bestond uit een paar zinnen: “We bedanken vooral de familie Beek uit Nederland, die met haar gulle gave deze uitgave mogelijk heeft gemaakt.”

In het donker van de nacht was de schaamte op mijn gezicht hopelijk niet te zien.

Het jaar erna stonden ze natuurlijk weer aan mijn hek. En ook al heb ik niks met kerk en geloof, ik kon voor mijn gevoel deze tweede keer niet achterblijven bij de eerste keer. Dat zag ik ook op de hoopvolle gezichten van de twee mannen. En dus gingen er weer vijftig euro naar de folkloristische stoet en verscheen het dankwoord in precies dezelfde bewoordingen weer op de achterpagina van het programmaboekje. En zo ging het ons laatste jaar op Sicilië opnieuw.

Een zachte troost is dat ik als ongelovige voor drie keer vijftig euro voor de familie Beek vast en zeker een vooraanstaande plek in de hemel heb veiliggesteld.