“Lily!” En na een paar seconden nog eens: “Lily!’.

Het is onze eerste lente op Sicilië. We zitten aan de lunch onder het rieten afdak in de tuin en vragen ons af wie Lily is en van wie de stem die zo nadrukkelijk en bijna hartstochtelijk naar haar staat te roepen. Een mannenstem die in de stilte van de verstikkend hete lunchtijd om zijn geliefde roept? Het lijkt ons mogelijk. Of gewoon een vader die zijn kind maant om te komen eten? We weten het niet en we hebben op die dag geen Lily gezien en geen man die haar naam riep.

Een paar dagen later weten we het. Lily staat ineens in onze tuin en de man staat aan onze achterpoort naar haar te roepen. “Lily, vieni qua!” Lily blijkt een hondje, dat we al vaker op het pad achter ons huis in haar eentje hebben zien wandelen. Zo’n nuffig hondje met een brutale kop (‘wie doet me wat?’) en een mislukte pluimstaart. Geen mooie hond dus.

Lily maakt geen aanstalten om naar haar baas te gaan. De man is duidelijk ongelukkig met de situatie. We hebben elkaar nog nooit gezien. Zal hij onze tuin in lopen om zijn Lily te pakken? Hij aarzelt even, maar besluit dan om de hond de hond te laten en loopt naar ons toe. Gioacchino Scorsonelli. Zo stelt hij zich voor. Het is de eerste Siciliaan die we ontmoeten die een beetje Engels spreekt, al duurt het door zijn zware Italiaanse accent een tijdje voordat we dat doorhebben. Hij woont twee huizen bij ons vandaan en hij is beeldend kunstenaar. We hebben elkaar niet eerder ontmoet omdat hij de wintermaanden in zijn atelier in Siracusa heeft doorgebracht. Maar nu is het lente en vanaf de lente is hij er elke dag, tot het late najaar.

“Houden jullie van beeldende kunst?”, vraagt hij en zonder ons antwoord af te wachten voegt hij eraan toe: “Ik loop even naar huis en dan breng ik jullie een paar boeken waar mijn werk in staat.” Het blijken pijnlijk slechte schilderijen te zijn. We hebben het sinds de eerste ontmoeting nooit meer over zijn kunst gehad.

Sinds die dag zien we Gioacchino vaker. Elke ochtend horen we hem zingend langslopen met een plastic bakje, op weg naar het huis van een oudere vrouw in de buurt. “Eitjes halen”, roept hij als hij ons ziet. En hij komt ons ‘fior di notte’ brengen, ‘nachtschonen’, die alleen in de nacht bloeiden en een zoetige geur verspreidden.

Enkele dagen voor ons definitieve vertrek van het eiland staat hij met tranen in de ogen aan de poort met een zeldzame bloem voor mijn vrouw.

Gioacchino Scorsonelli stuurt nog regelmatig een e-mail. In de laatste mail schreef hij dat zijn Lily door een kat is aangevallen en nu met één oog door het leven moet.

Arme, lelijke Lily.