Niet kauwen
Het is weer tijd voor verse tonijn. Ik heb mijn vaste viswinkel: twee broers. De een, Corrado, zo mager als een lat en toch zeker twee meter lang, de ander, Enzo, een klein, nukkig kereltje van een meter zestig. Ze hebben altijd ruzie, met elkaar en met de klanten die de vis te duur vinden, niet vers genoeg, te vettig, te mager, te klein, te groot. Doet er niet toe.
Ik mag ze wel, vooral de lange Corrado. Hij is het die mij leerde rauwe tonijn te eten. Het is alweer een paar jaar geleden dat hij mij vroeg of ik eens een stukje carpaccio van tonijn wilde proeven. Dat wilde ik wel. Flinterdun fileerde hij een paar plakjes, strooide er wat zout over en besprenkelde ze met een paar druppels citroen. Er waren drie vrouwen in het winkeltje. Of ze ook een stukje wilden proeven. Ze schudden alle drie hun hoofd en keken vol afgrijzen hoe ik de stukjes rauwe tonijn in mijn mond stak. Hemels. Niet kauwen, gewoon naar binnen laten glijden.
Toen ik een week later weer carpaccio van tonijn bestelde, wilden een paar klanten weten hoe je die klaar moest maken. “Vraag maar aan die Hollander, want die weet dat precies.” Ik legde het keurig uit, maar ik zag alleen opgetrokken neuzen, waarop de lange Corrado uit zijn slof schoot: “Kunnen ze een lekkernij kopen waar de Japanners tien keer zoveel voor betalen, maar dan lusten ze het ineens niet. Waardeloos volk, die Sicilianen.”
Ondanks zijn imposante lengte, ondanks zijn geruzie, ondanks zijn vervaarlijk gezwaai met hakbijlen, zagen en vlijmscherpe messen heeft Corrado een zwakte: hij kan niet tegen zijn eigen bloed. Van de zomer was ik een keer vroeg in de winkel, er waren nog geen andere klanten. Terwijl ik met Corrado aan het praten was zag ik hem ineens asgrauw worden. Hij strekte zich in zijn volle lengte uit tegen de muur, gaf een schreeuw die door merg en been ging en zeeg voor mij op de grond. Zonder ook maar op te kijken van zijn werk hoorde ik zijn broer Enzo vloekend roepen: “Godverdomme, toch niet alwéér! Kom, Hollander, help me even.” Samen sjouwden we het bijna levenloze lichaam van Corrado naar een stoel en legden zijn benen omhoog. In een mum van tijd stond de winkel vol met mensen die eerste hulp kwamen verlenen: een doekje om zijn vinger waar ik een beetje bloed uit zag druppelen.
Even later werd hij met een auto naar de Eerste Hulp gereden. De volgende morgen stond hij weer in de winkel. “Mijn eigen bloed, hè. Dat is toch iets anders dan al dat bloed van die tonijnen.”
Gisteren zag ik hem een verse tonijn naar binnen takelen. Daar wil ik vandaag wel wat carpaccio van hebben.