Wij Nederlanders, wij vinden eigenlijk dat al lang iemand van ons de Nobelprijs voor Literatuur had moeten krijgen. Dat vind ik ook. Hugo Claus natuurlijk. Een Vlaming, een Belg, maar eigenlijk is hij toch zeker van ons, Nederlanders?
Wij Sicilianen, wij hebben al twee Nobelprijswinnaars voor Literatuur. De eerste ligt voor de hand, voor wie tenminste weet dat hij uit Sicilië komt: de grote verteller en theatervernieuwer Luigi Pirandello, helaas als zoveel Siciliaanse schrijvers aanhanger van het fascisme van Mussolini. Maar die ander? Ik vrees dat goed nadenken niet helpt. Opzoeken op internet hoeft niet, want hier komt zijn naam: Quasimodo. Nee, niet die gebochelde uit Victor Hugo’s De Klokkenluider van de Notre Dame (wie heeft vroeger niet zitten snotteren bij de Disney-verfilming?). Salvatore Quasimodo, dichter. Geboren op een half uurtje rijden van mijn huis, in Modica.
Zowel Pirandello als Quasimodo hebben gedaan wat Siciliaanse jongeren nu nog altijd doen: zo snel mogelijk Sicilië verruilen voor een noordelijker streek in Italië. Om van daaruit overigens doorlopend met heimwee terug te denken aan hun geboortegrond. Maar wat moet je op Sicilië? Er wordt niet alleen door Italianen, maar door zowat de hele beschaafde wereld op je neergekeken. Je woont niet alleen op een achterlijk eiland, dichter bij Tunesië dan bij Rome, maar je moet ook nog eens die hele maffiahistorie met je meedragen. En daar willen zelfs Siciliaanse schrijvers het liever niet over hebben. Met één uitzondering: Leonardo Sascia. Niet de grootste schrijver van het eiland, maar wel iemand die de vermenging van politiek, kerk en maffia in veel boeken genadeloos heeft gefileerd.
Er zijn meer Siciliaanse schrijvers die het verder hebben geschopt dan een regionale bekendheid: Giuseppe Tomasi di Lampedusa heeft maar één boek geschreven, maar is daar wel terecht wereldberoemd mee geworden: De Tijgerkat. En wat te denken van Giovanni Verga, de schrijver van de roman De Leeglopers, maar ook van Cavalleria Rusticana, waar de Noord-Italiaanse componist Pietro Mascagni zijn opera op baseerde? En nog maar een schrijver: Vitaliano Brancati (alleen die voornaam al!), die letterlijk op loopafstand van hier is geboren in Pachino en die behalve veel filmscripts ook boeken heeft geschreven, die later zijn verfilmd. Beste voorbeeld is Il bell’ Antonio. Een van de onvergetelijke rollen van Marcello Mastroianni.
Zo kan ik doorgaan, maar ik kom er in een latere column nog wel eens op terug. Ik sluit af met het boek Gesprek op Sicilië van Elio Vittorini. Koop het boek alleen al voor de eerste 100 pagina’s. Het gaat over een man die zijn treinreis terug naar Sicilië beschrijft om er voor de eerste keer de verjaardagskaart zelf bij zijn moeder af te geven. In het boek staat een rake typering van de aard van veel Sicilianen:
’Wij, wij zijn een treurig volk (…) Luguber zelfs… Steeds bereid, allemaal, om het somber in te zien… (…) Altijd met hoop op iets anders, beters, en steeds eraan wanhopend dat te krijgen… Altijd ontmoedigd. Altijd terneergeslagen… En altijd met de spanning in het lijf om zich het leven te benemen.’
Genoeg voor weer een nieuwe Nobelprijs voor ons, Sicilianen? Nee, dat niet. Maar hebben wij, Nederlanders, dan meer te bieden?