In Nederland heb ik me altijd groen en geel geërgerd aan de leeghoofden die van iedere buitenlander verwachten dat hij de Nederlandse cultuur, geschiedenis, geografie, taal en wat al niet meer kent. Laten we aan het begin van dit nieuwe jaar eens kijken hoe het met onze inburgering op Sicilië gesteld is.
Om te beginnen: we hebben een schotel op het dak, zodat we al die interessante Nederlandse tv-programma’s (schaatsen en zo) niet hoeven te missen. In die zin zijn we een beetje de Marokkanen of Turken van Sicilië. Het is onze eigen keuze.
De taal. Helaas moet ik hier een onderscheid maken tussen mijn vrouw en mij. Zij begint langzaam maar zeker van alles te begrijpen, maar het praten gaat nog moeizaam en vrijwel altijd gepaard met een overdadig gebruik van handen en voeten. Iets wat de Sicilianen trouwens ook tijdens alle gesprekken doen en in dat opzicht is zij beter aangepast dan ik, al is het uit de nood geboren. Ik denk dat de Sicilianen haar een beetje een lange, gekke maar wel aardige Hollandse vrouw vinden, die als een cabaretière door de stad waart. Dat deed (en doet) ze in Nederland trouwens ook altijd.
Bij mij ligt dat anders. Ik spel elke dag de krant La Sicilia (zoiets als Dagblad De Limburger, maar dan een echte krant met veel achtergronden) en ik spreek een aardig woordje Italiaans, vooral na een paar glazen wijn. Alleen heb ik wel eens last van goedwillende Sicilianen, die natuurlijk meteen horen dat ik buitenlander ben en die dan in een soort Kluk-Kluk-Italiaans vervallen: “Jij wonen in Nederland? Eten goed daar zijn?” Zoiets. En dan versta ik ze niet en vraag of ze gewoon willen praten. Maar ja, als ze dan hun Italiaanse tempo inzetten wil bij mij het heilige vuur van de taal ook wel eens doven. Dat komt wel goed.
We hebben hier wel vrienden, maar ook Siciliaanse? Nee, wel een paar kennissen, bij wie we regelmatig over de vloer komen en altijd met open armen worden ontvangen. Ze zijn er trots op dat zíj buitenlandse ‘vrienden’ hebben en hun buren niet. En die kennissenkring strekt zich uit van de huisarts tot de poetsvrouw en alles wat daar tussen ligt. We hebben onze vaste winkels en daar zijn we graag geziene klanten.
De politiek volg ik op de voet. Ik kan erover meepraten met de Sicilianen. Dat is voor mij een duidelijk pluspuntje, want de Siciliaanse mannen hebben het altijd over de politiek (die natuurlijk niet deugt).
Tot slot het eten: heel stiekem wil ik me wel eens bezondigen aan zoiets als zuurkool (moet ik laten meebrengen uit Nederland en mijn vrouw lust het niet), maar ik maak dat ruimschoots goed door met mijn vrouw vaak en goed Siciliaans te eten.
Al met al: een ruime voldoende voor mij op het terrein van de inburgering, al moet ik toegeven dat dat ook komt door een eigenschap die ik van de Siciliaanse mannen heb overgenomen: veel lof voor jezelf en wat minder voor anderen. Helaas een te kleine voldoende voor mijn vrouw. Moeten we dus nog een tijdje op dit eiland blijven, maar daar komen we wel overheen.