Zegt Het nationaalsocialisme als rancuneleer van Menno ter Braak uit 1937 iets over de samenleving van nu? Er zijn veel herkenningspunten, stelt PETER NIJSSEN vast, maar we leven in een andere tijd ‘met deels andere problemen: klimaatrampen, pandemieën, overbevolking, immense immigratiestromen, Trump, Poetin.’

Terug van nooit echt weggeweest: visionaire waarzeggers, ondergangsfilosofen en onheilsprofeten aan wier gedachtegoed zowel onafhankelijke intellectuelen als populistische oproerkraaiers, complotdenkers en volslagen halvegaren hun geest denken te scherpen. 

Friedrich Nietzsche (en dan vooral de latere, die van met name Zo sprak Zarathoestra en Afgodenschemering), Oswald Spengler (De ondergang van het Avondland) en José Ortega y Gasset (De opstand van de massamens), je komt ze weer om de haverklap tegen in columns, beschouwingen en verhitte disputen die op uiteenlopende platforms worden gevoerd.

Niet zo vreemd dus dat ook Menno ter Braak (1902-1940) weer in de mode is. Zijn lange essay Het nationaalsocialisme als rancuneleer uit 1937, dat precies gaat over wat de titel aangeeft, werd onlangs heruitgegeven. En dat niet alleen. Het 64 pagina’s tellende boekje, voor bijna de helft gevuld met een inleidend essay van Bas Heijne, stond wekenlang in de bestsellerlijsten; er is ongetwijfeld een samenhang met het huidige maatschappelijke en politieke klimaat dat de portee van die tekst actueel en relevant maakt.

Ter Braak is weer in de mode. Dan is hij dus ook uit de mode geweest, en niet zo’n beetje ook. In de jaren dertig waren hij en E. du Perron (met wie hij het roemruchte literaire tijdschrift Forum oprichtte) twee leidende figuren in de Nederlandstalige literaire wereld. Hun gezag, hoewel beslist niet onomstreden, was groot, hun aanwezigheid in de geschreven media was permanent en hun onafhankelijke kritische geest werd bewonderd en gevreesd.

Hun invloed was ook postuum nog lange tijd groot, volgens sommigen zelfs zodanig dat ze literaire vernieuwing lange tijd in de weg stond. Vervolgens is Ter Braak langzaam uit de belangstelling geraakt, meer dan Du Perron, die immers ook voortleeft als dichter en romancier (Het land van herkomst).

De heruitgave van de tekst over het nationaalsocialisme zal niet voor een algehele kentering in de belangstelling voor Ter Braak zorgen. Het gaat om die ene tekst, niet om de hele schrijver. Met een beetje bladeren in Ter Braaks Verzameld werk en in zijn brieven aan Du Perron vanaf midden jaren dertig stuit je algauw op de namen van Nietzsche, Spengler en Ortega. Zeker Nietzsche was allang een grote bron van inspiratie voor Ter Braak. In Politicus zonder partij (1934) schrijft hij: ‘Voor mij is Nietzsche geweest wat Schopenhauer voor Nietzsche was; “ich verstand ihn, alsob er für mich geschrieben hätte”.’

Van Spengler betoonde Ter Braak zich minder een onvoorwaardelijk bewonderaar. Weliswaar noemde hij De ondergang van het Avondland, waarin Spengler stelt dat de geschiedenis zich niet in tijdperken voltrekt maar in opeenvolgende culturen die na een periode van beschaving weer ten onder gaan, ‘een voortreffelijk purgeermiddel voor degenen die aan traditionele obstipatie lijden’; erg enthousiast was hij niet over de filosoof die het einde van de westerse beschaving zag naderen.

Nee, dan Ortega, in politieke zin een Europeaan avant la lettre. Ter Braak interviewde hem in mei 1936 voor Het Vaderland. ‘Het gesprek was voor de krant bedoeld,’ schreef hij Du Perron, ‘maar ik had toch gelegenheid hem persoonlijk te interesseren voor een en ander. Hij is in de discussie zeer levendig en mist alle Huizinga-kak van den professor.’ In De opstand van de massamens ziet Ortega een groot gevaar in de door de grote collectivistische ideologieën tot massa’s gemobiliseerde mensen die zichzelf niet meer als individuen kunnen en willen zien en alleen nog maar consumeren, zonder nog enige autoriteit te willen aanvaarden.

In die context moet Ter Braaks Het nationaalsocialisme als rancuneleer mede begrepen en gelezen worden. Vervolgens kan de vraag gesteld worden wat dat essay tot een tekst maakt die volgens Geert Mak ‘een nieuw en hedendaags publiek verdient’ en volgens Sander Schimmelpenninck ‘een pijnlijk actuele waarschuwing’ is.

‘Ga een halfuur op Twitter zitten, scan de koppen van De Telegraaf, scrol langs het gehuil van de antivaxxers – het kost geen moeite de smaak van wrok te proeven.’

Bas Heijne meent dat Ter Braak ons ruim tachtig jaar na dato opnieuw een spiegel voorhoudt. Parallellen genoeg, volgens hem: ‘Ga een halfuur op Twitter zitten, scan de koppen op de site van De Telegraaf, lees sommige oproepen van activisten voor welke zaak dan ook, scrol langs het gehuil van de antivaxxers – het kost geen moeite de smaak van wrok te proeven, de drang om de ander te grazen te nemen, een toontje lager te laten zingen, te honen of te denigreren.’ Volgens Heijne wil Ter Braak ons ‘dwingen te erkennen dat de wrok […] geëxploiteerd kan worden door handelaren in rancune.’

Het nationaalsocialisme als rancuneleer is een felle aanklacht tegen een giftige ideologie, eindigend in de oproep de democratie te behoeden voor wat haar van binnenuit dreigt te verwoesten. Ter Braak ziet het nationaalsocialisme als een beweging die maatschappelijke rancune en ressentiment organiseert en bundelt. Rancune ‘wordt aangemoedigd als mensenrecht’, en zowel arbeiders als adel kunnen ermee behept zijn. ‘Daarom: laat die democratie ons goed geweten zijn! […] juist door de democratie als stelsel geen kritiek te sparen.’ Het nationaalsocialisme is ‘niet het tegendeel maar de vervulling van democratie en socialisme, niet de ontkrachting, maar de perversie.’

Het nationaalsocialisme kent volgens hem wel degelijk logica en objectiviteit, maar die ‘moet men niet zoeken in de gefundeerde argumentatie en de verantwoordelijkheid voor de feiten, maar in de leugen en de simplistische constructie van het wereldgebeuren, zo nodig dwars tegen de algemeen erkende feiten in.’ Kritiek, gedachtewisseling, waarheid en tegenonderzoek – weg ermee. Het simplisme wordt ‘maat van alle dingen’, ‘het wil dat de rijken de rijken, de middenstanders de middenstanders en de armen de armen blijven… maar alles tot op zekere hoogte, gelimiteerd door fooien van de “Winterhilfe”’. Volgens Ter Braak is, paradoxaal genoeg, het nationaalsocialisme in zijn fraseologie veel dieper dan het humanisme, volgens Mussert & Co beoogde het zelfs een ‘revolutie van de geest’.

Hoe het allemaal afliep, in theorie en praktijk, met de ideologie, maakte Ter Braak zelf niet mee. Kort na de Duitse inval beroofde hij zich van het leven, in de overtuiging dat in een door de nazi’s uitgerookt Europa voor hem geen plaats zou zijn.

Menno ter Braak (l.) en Eddy du Perron, vermomd als Nietzsche.
foto Collectie Literatuurmuseum Den Haag

Welbeschouwd zijn er veel redenen om de actualiteit van Ter Braaks tekst te erkennen. Ja, er zijn huiveringwekkende parallellen te zien tussen toen en nu. Ter Braak citeert als wrange amuse bij zijn essay een gedicht van de NSB’er George Kettmann Jr., eindigend in de regels: ‘weet dit: het heeft den langsten tijd geduurd,/ dan komen wij – wij durven jullie haten!’

Het is niet moeilijk de echo te horen die onlangs klonk uit de mond van FVD-parlementariër Pepijn van Houwelingen: ‘Uw tijd komt nog wel! Er komen tribunalen!’ Een zin als: ‘Het nationaalsocialisme gaat er prat op de ware democratie te zijn,’ roept onmiskenbaar de denkbeelden van Thierry Baudet op, tot in de naamgeving van zijn partij, zijn pleidooien voor directe democratie en ideeën over staatssoevereiniteit.

Het begrippenapparaat waarmee het ‘deugende’ deel der natie tegenwoordig door rechtsnationalisten wordt weggezet – linkse kerk, marxistische omvolkingssamenzwering, witte wijn drinkende concertgangers, grachtengordelelite, (hogere) cultuur als linkse hobby, de mainstream media, klimaatgekkies, de Haagse kliek, Gutmenschen – is betrekkelijk nieuw idioom, maar de rancune die doorklinkt, zeker als optelsom, is navenant.

In zijn dieptestructuur staat Ter Braaks verhandeling nog recht overeind. Wat niet wegneemt dat er het nodige tegenin kan worden gebracht. Dat rancune gelukkig niet alomtegenwoordig is. Dat de meerderheid van de mensen (meestal) deugt – al heeft rancune steeds de grootste bek. Dat, zoals de historicus Robin te Slaa betoogde, maar wat ik betwijfel, Ter Braak voorbijgaat aan de mobiliserende idealen van het nationaalsocialisme. Dat de elitaire Ter Braak weinig affiniteit met en begrip voor de grieven van de boze burger had, wat ik niet betwijfel. En dat het rechts- en ultranationalisme van nu niet kan worden begrepen zonder het conservatisme als ideologie te bestuderen, zoals Edward Fawcett heeft gedaan in zijn studie Conservatism. The Fight for a Tradition.

Maar vooral dat we geopolitiek en technologisch in een heel andere tijd leven met deels andere problemen: klimaatrampen, pandemieën, overbevolking, immense immigratiestromen, Trump, Poetin. En dat we voor een scherper begrip van fascistische tendensen in onze tijd zeker ook actuelere boeken kunnen lezen, zoals Fascisme. Een waarschuwing van Madeleine Albright (buitenlandminister onder president Clinton) of Fascisme van historicus Daniel Knegt.

Kortom: andere tijden, terug naar de onze.