Weinigen brengen hun idealisme zo consequent in de praktijk, leest EDO DIJKSTERHUIS in een boek over Claudy Jongstra “Het lijkt alsof ze zich heeft teruggetrokken in haar eigen Walden, maar niets is minder waar.”
De 21ste eeuw luidt het tijdperk in van de genetwerkte plattelandssamenleving. Urbaan wetenschapper Richard Florida denkt dat het zo is en krijgt daarin zelfs bijval van urbaan architect Rem Koolhaas. Het is ook nog eens de boodschap van Leeuwarden Culturele Hoofdstad. Die zet zich af tegen de dichtbevolkte en vervuilde Randstad waar iedereen in hoog tempo langs elkaar heen leeft. Het alternatief: kleinschalige gemeenschappen waar bewoners dichterbij elkaar en de natuur staan.
Aan Claudy Jongstra heeft de culturele hoofdstad een goede ambassadeur. Haar boerenlandschap De Kreake in het Friese plaatsje Huins is in veel opzichten de belichaming van het ideaal. De kunstenaar woont er met partner, kinderen, assistenten, studenten en kansarme jongeren. Een uitgebreide familie, waar omwonende boeren met groot gevoel voor inclusiviteit in worden opgenomen. Samen bewerken ze het land, beheren ze de heemtuin met meer dan honderd plantensoorten, verzorgen ze de bijen en bakken hun eigen brood.
De belangrijkste activiteit op De Kreake wordt ook gemeenschappelijk uitgevoerd: het prepareren van wol die Jongstra gebruikt in de monumentale textielkunstwerken waar ze internationaal beroemd om is. Verderop, tegen de dijk, grazen zo’n tweehonderd Drentse heideschapen die hiervoor de grondstof leveren. Dit ras is het oudste van Europa maar was rond 1990 zo goed als uitgestorven.
Alles in en rond De Kreake ademt ambachtelijkheid en authenticiteit. De tijd lijkt er sinds de vroegste bewoning in de twaalfde eeuw stil te hebben gestaan. Maar deze pastorale oase is ook het brandpunt van een zeer hedendaagse micromaatschappij. Met Jongstra aan het hoofd, in de rol van sjamaan, kunstenaar, boer, verbinder, werker.
![](https://www.zoutmagazine.eu/wp-content/plugins/lazy-load/images/1x1.trans.gif)
Claudy Jongstra in haar tuin in het Friese Huins. foto: Heleen Haijtema
Hoe vanzelfsprekend de huidige status van Claudy Jongstra (Roermond, 1963) ook lijkt, de weg er naartoe was lang en ging meestentijds bergop. Dat begon al op de middelbare school in Midden-Limburg. Een leraar betwijfelde hardop of ze wel genoeg talent had voor de kunstacademie. Even overwoog ze zich in te schrijven voor een studie rechten, uiteindelijk koos ze toch voor de academie in Utrecht, waar ze zich specialiseerde in mode.
De Japanse ontwerper Issey Miyake was haar held. In navolging van zijn sculpturale stijl experimenteerde ze met gevouwen stoffen en architectonisch ogende volumes. Veel vraag was er niet naar dit soort kleding. Het waren de late jaren tachtig en de mode-industrie werd gedomineerd door grote merken die de markt overspoelden met massaproducten.
Jongstra probeerde haar creaties te slijten bij gespecialiseerde couturezaken, maar in Parijs kreeg ze geen poot aan de grond. Kiki Niesten, van de gelijknamige boetiek in Maastricht, en Maureen Doherty van de Londonse boetiek Egg zagen wèl wat in de debutant en moedigden haar aan door te gaan.
In die tijd werkte Jongstra nog met katoen en andere gangbare stoffen. Dat veranderde radicaal nadat ze halverwege de jaren negentig in het Textielmuseum in Tilburg een Mongoolse yurt had gezien. De nomadentent was gemaakt van vilt en Jongstra was op slag verliefd. Dat vilt waterafstotend, antibacterieel en zelfreinigend is, drong pas later tot haar door. Ze viel voor het oergevoel van dit materiaal met een meer dan achtduizend jaar oude geschiedenis.
Jongstra’s viltexperimenten bleven niet onopgemerkt in de modewereld. Donna Karan vroeg haar iets te ontwerpen en ze kreeg telefoontjes van mode-hotshots als John Galliano en Christian Lacroix. Maar de spannendste opdracht kwam uit Hollywood. In 1997 werd ze gevraagd vijftig meter materiaal te leveren voor de kostuums in Star Wars: Episode 1 – The Phantom Menace. Ze ging op zoek naar bedrijven die haar konden helpen, maar kreeg overal nul op het rekest. Uiteindelijk schakelde ze haar voltallige familie in om toch maar de deadline te halen; zelf werkte ze tot haar handen ervan bloedden. De opdracht kwam met een geheimhoudingsverklaring: tot de première van de film mocht er niet over gepraat worden.
Toen het eenmaal zover was en Jongstra in de bioscoop kon zien hoe de Jedi’s en Darth Maul in haar vachtjes rondliepen, bleef het stil vanuit Hollywood. Geen bedankje of zelfs maar premièrekaartje. Ze was het gewend uit de mode, waar succes vluchtig is en morgen niemand meer weet wat je vandaag gedaan hebt. Maar ze nam er geen genoegen meer mee en zei de mode vaarwel.
Inmiddels was ze verhuisd van Utrecht naar een Amsterdams grachtenpand, waar ook haar partner Claudia Busson, restaurator van beroep, werkte. Tegen de tijd dat zich kinderen aandienden, werd de ruimte te klein en Amsterdam te druk. Het stel week uit naar Friesland, de provincie waar de familie van Jongstra’s vader vandaan komt. In het terpdorp Spannum hervond ze haar rust. Mobiele telefoons gingen in de ban. Vier keer per week hardlopen langs de velden. En elke ochtend voor dag en dauw opstaan om een paar uur meditatief alleen te zijn met de bessen, kruiden, knollen en bloemen die ze gebruikt om kleurstoffen te maken.
In het begin van haar viltcarrière gebruikte Jongstra nog synthetische kleurstoffen, maar dat voelde al snel tegennatuurlijk. Over de jaren verdiepte ze zich in soms eeuwenoude verfrecepten op basis van planten. Het geld dat ze won met onder andere de Prins Bernhard Cultuurfonds Prijs investeerde ze in een grote heemtuin. Het Sint-Janskruid dat daar groeit levert een geel dat doet denken aan Rembrandt. Indigo in verschillende tinten heeft een hallucinerend effect. Ridderspoor, paardenbloem en rode klaver zijn relatief eenvoudig te kweken en te verwerken maar kraplack moet eerst drie jaar groeien en daarna twee jaar drogen voordat het z’n rode tint prijsgeeft.
Jongstra verwerkte het gekleurde vilt – maar ook wilde yak, mohair, wol, alpaca en camel – in steeds monumentalere kunstwerken. Architect Jo Coenen, die haar ontmoette bij Kiki Niesten toen zijn vrouw daar shopte voor een jurk, was de eerste om het architectonisch potentieel van het materiaal te zien. Hij nodigde haar uit om de wanden van het Catshuis te bedekken, en later de Openbare Bibliotheek in Amsterdam. Vele opdrachten uit het buitenland volgden, vooral uit de VS. De wandbedekkingen worden geroemd om hun akoestische werking en aaibaarheid. Het personeel van de Nederlandse ambassade in Berlijn vroeg specifiek om Jongstra’s werk omdat ze zich geïntimideerd voelde door de strenge, betonnen creatie van Rem Koolhaas. Het vilt bracht menselijkheid in het gebouw.
Via de school van hun kinderen kwamen Jongstra en Busson in contact met het gedachtengoed van antroposoof Rudolf Steiner. Na de verhuizing van Spannum naar Huins werd er alleen nog maar biologisch-dynamisch geboerd: zonder chemische bestrijdingsmiddelen en met respect voor de totale ecologie. Bij zo’n holistische opvatting hoort niet alleen het land en de gewassen, maar ook de mens. Dus werd De Kreake omgevormd tot werkervaringsplaats voor jongeren die in de reguliere maatschappij niet lekker meekomen. Gedurende zes maanden tijd leren ze praktische vaardigheden maar ook meer over zichzelf en hun omgeving.
Die nog zuivere oriëntatie op waar het nou eigenlijk om draait, deed Jongstra in 2015 besluiten geen nieuwe opdrachten meer aan te nemen. Haar studio hield op te bestaan. Vanaf dat moment heette het collectief Farm of the World. Het wordt gefinancierd met zelf geïnitieerde projecten, zoals de serviezen die samen met de Bossche keramiekfabriek Cor Unum worden gemaakt van restklei en glazuurafval.
Het lijkt alsof Jongstra zich heeft teruggetrokken in haar eigen Walden, maar niets is minder waar. Ter gelegenheid van Leeuwarden Culturele Hoofdstad heeft ze op het Groningse Suikerunieterrein het project Waste NO Waste opgezet, een uithangbord voor de circulaire economie. Samen met Feike Sijbesma, bestuursvoorzitter van DSM en haar persoonlijk mentor, is ze boegbeeld van de ecologische denktank NL2025. En onlangs nog leverde ze haar grootste werk tot nu toe op: een wandkleed van zes bij zestien meter voor de University of Philadelphia, de alma mater van Donald Trump. Gevraagd naar de link tussen haar opdrachtgever en de Amerikaanse president zei ze heel droog: “Het zou mooi zijn als hij eens in contact kwam met onze denkbeelden.”
Louwrien Wijers, Claudy Jongstra. nai010 publishers, 344 pagina’s, 49,95 euro.