Een collega vertelt over haar zoontje Jonas. Hij is elf, kijkt filmpjes op YouTube en TikTok en babbelt al een aardig mondje Engels. De uitdrukkingen die hij daar oppikt, sluist hij door naar zijn Nederlands. Hij heeft het over de tippen van zijn schoenen, en over slecht geluk.
Moedertaal en tweede taal die samenvloeien.
Vorige week verscheen een mooie monografie van Pim Thielen over Paul van der Goor (1932-1983), bij leven leraar Nederlands en dichter van een klein maar fijn oeuvre van poëzie in het Roermonds.
Paul van der Goor was twee jaar mijn leraar Nederlands. Hij was een melancholicus. Zijn Weltschmerz klonk door in zijn gedichten – ik lees ze nu voor het eerst. Zijn laatste als zijn mooiste.
Ik krab in mijn geheugen, herinner me een vriendelijke, lieve man. In het boekje van Pim Thielen lees ik dat hij ongelukkig was, als leerlingen hadden we geen idee. Het gerucht ging dat hij dronk, het deerde ons niet, hij was een goede leraar, hij liet ons proeven van zijn liefde voor de taal.
Laat die kids experimenteren met talen die ze slimmer maken, socialer, en weerbaarder.
Ik kan me niet herinneren dat hij ooit één woord dialect met ons sprak. “Zijn poëzie hield hij in het verborgene”, schrijft Thielen. Voor Van der Goor diende het dialect als beschutting. Jammer, denk ik dan, dat hij zijn poëzie niet aan het Nederlands toevertrouwde.
Het dialect is iets voor thuis, daar val je niemand mee lastig, schreef Frits Nies laatst in een behartenswaardig stuk in deze krant. Hij reageerde op Leonie Cornips, deeltijd hoogleraar taalcultuur in Limburg, ze wil dialect als voertaal op school.
Los van de wettelijke bezwaren, zegt Nies, is het een onzalig idee. Er bestaat geen standaardgrammatica van het Limburgs, en het onderwijs heeft andere, grotere zorgen. Steeds meer leerlingen komen als halve of hele analfabeet van school. Steeds meer leerlingen hebben een buitenlandse taal als moedertaal, voor hen is het Nederlands al ingewikkeld genoeg.
Cornips heeft ontdekt dat tweetalig onderwijs goed uitpakt bij de ontwikkeling van een kind. Waarom die tweede taal per se een Limburgs dialect moet zijn, zegt ze er niet bij. Zal ik het verklappen? Buitenshuis heb je er niks aan. Integendeel: je creëert een extra achterstand.
Laat die kids, net als Jonas, lekker experimenteren met het Engels en het Nederlands. En later met het Duits, het Frans, het Spaans. Talen die ze slimmer maken, socialer, en weerbaarder.
Slecht geluk, dat klinkt best koel. Toch?