Een studio heeft schilder Brecht Koelman wel, maar die gebruikt hij alleen voor het opspannen van doeken en als opslag. Liever maakt hij een wandeling of gaat hij buiten aan het werk. ’Soms teken ik nog wel in mijn studio, maar ik merk dat ik meteen opgejaagd raak. Ik heb lucht nodig, adem.’

Een paar jaar geleden maakte ik kennis met Brecht Koelman. Nieuwsgierig naar zijn werk vroeg ik of hij zijn portfolio wilde laten zien. Hij schoof een houten kistje naar voren en haalde daar  behoedzaam een aantal kleine schilderijen uit. Ik zag vormen die wel wat op bomen leken. Kleurcombinaties alsof hij een bos bloemen geschilderd had. Hij sprak een tijdje over een doek met daarop een paars-blauwe vlek. Een koe, volgens hem. 

Welke jonge kunstenaar schildert er nou serieus bloemen en koeien? ‘Jawel, en ik schilder alles buiten in het veld. Zittend aan een ezel.’ Hier moest ik even van bijkomen. Een kunstenaar die buiten gaat zitten om koeien en bloemen te schilderen. Was deze jongen in de verkeerde eeuw geboren?

Nu staat Brecht Koelman (Genk, 1980) op me te wachten voor de hoofdingang van abdij Sint Benedictusberg in Mamelis, in het Zuid-Limburgse heuvelland. In plaats van een studiobezoek maken we een wandeling in de bossen rond het klooster. 

Waarom ging je eigenlijk buiten schilderen?

‘Een tijdje was ik vooral hoopjes vuile was aan het schilderen. Mijn eigen onderbroeken en sokken, als een soort stillevens. Het vlotte niet echt, toch heb ik dat een paar jaar gedaan. Op een dag kwam een collega op bezoek bij mij op atelier, hij keek uit het raam en zei: “Dat is een mooi stukje groen.” Ik moest daar steeds aan denken. Eerst heb ik dan het uitzicht uit het raam geschilderd, daarna eens op het plat dak gezeten en pas toen ben ik in de tuin gaan schilderen.’

Waarom was die stap naar buiten zo moeilijk?

‘Het was vooral schroom, dat heb ik nog wel soms. Het moet wel goed zijn, stel je voor dat iemand komt kijken en je zit daar met een draak van een schilderij. Echt, ik doe mijn werk met geen greintje ironie, maar soms bekijk ik mezelf vanuit het standpunt van een ander en dan moet ik wel lachen. Dan ben ik toch een soort “Bokrijk-ervaring” voor voorbijgangers: “Kijk daar een mandenvlechter! O, en daar een schilder!” Het is toch wel een vreemd gezicht.’

Een fossiel uit een andere tijd…

‘Ik wist toen ik begon ook wel, “dit past nergens in”. Het is een beetje als met de mensen in het klooster hier. Ze plaatsen zich buiten het systeem, maar het straffe is dat ze dat niet vanuit een negatieve houding doen. Het is niet “ik ben boos op de wereld”, of “ik ben teleurgesteld”, want dat hou je niet een leven lang vol. Het gaat erom dat je op een positieve en actieve manier buiten het systeem gaat staan, om je zo te kunnen focussen op iets anders.’

En dat ‘anders’ is voor jou het landschap?

‘Ik zie mezelf helemaal niet als een landschapsschilder. Ik was gewoon op zoek naar een plek waar niet één centraal onderwerp was. Als ik schilder dan zie ik ook geen objecten, ik zie gewoon kleuren en vormen die naast elkaar staan. Als ik een penseelstreek zet dan ga ik niet een voorwerp definiëren, het is alsof ik altijd net ernaast schilder. Dat geeft vrijheid, het maakt eigenlijk niet uit wat je schildert. Er is ruimte, er is licht en dat is het wel.’ 

Maar het juiste moment lijkt me in jouw geval wel belangrijk.

‘Dat hangt ook wel met het weer samen, maar eigenlijk ben ik altijd wel attent aan het loeren. Nadeel is dat ik nooit vrijaf kan nemen, ik moet altijd paraat staan.’

Je hebt altijd dienst?

‘Ja, zo voelt dat echt. Maar deze week heb ik bijvoorbeeld al een goed schilderij gemaakt, dus dan mag ik van mezelf even vrijaf nemen van al die impulsen.’

Het doet denken aan de impressionistische schilders, die focus op het juist moment…

‘Ik zie me zeker niet als impressionist. Ik ben op zoek naar de split second: Je ziet iets en je reageert meteen op die impuls. Bij de impressionisten was het allemaal veel gestileerder en langzamer. Veel meer herinnering ook. Hun werk is nooit echt een moment, maar een schilderij dat je doet denken aan een moment. Impressionisten, zo lijkt het, waren niet echt aanwezig op de plek waar ze werkten.’

Is schilderen niet een hele trage manier om een split second te verbeelden?

‘Ik weet niet of schilderen traag is. Als ik schilder, dan is de verbintenis tussen zien en het opzetten van een penseelstreek zo snel… Ik zie iets en dat wordt dan op dat exact gelijke moment geschilderd, alsof ik perfect gelijk loop met mijn omgeving. En soms nog sneller.’

Hoe bedoel je?

‘Heel soms lijkt het alsof ik eerder ben met schilderen dan met waarnemen. Alsof ik met mijn ogen de werkelijkheid aan het maken ben die ik zojuist geschilderd heb. Die dingen gaan zo snel en er lopen dan onbewust zoveel processen in je hoofd. Dan ben ik bezig en dan weet ik, “het zit erin”.’

Dat klinkt als een bijna magische ervaring

‘Zeker, het is een mooi gevoel. Heeft iets absoluuts. Er is geen twijfel meer. Het is precies zoals het moet zijn. De eerste keer dat dit gebeurde was dan ook heel belangrijk. Vanaf toen dacht ik: de wereld kan op zijn kop gaan staan, maar ik weet dat het juist is wat ik heb gedaan.’

JOEP VOSSEBELD

Dit is het twaalfde deel in een reeks over kunstenaars en ontwerpers in hun werkomgeving.
Zie ook de expositie Zomertijd in het Emile van Dorenmuseum in Genk. emilevandorenmuseum.be