In Leuven, provinciaal stadje met de oudste papenuniversiteit ter wereld (1425), staat een bibliotheek. Voor die bibliotheek ligt een plein. En op dat plein staat een totempaal van Jan Fabre, vroeger boef uit de Seefhoek, nu kunstenaar van de wereld. Deze dagen schopt hij keet met zijn Piëta: Fabre op schoot bij moeder Maria met een doodskop. Te koop voor 900.000 euro én verkocht. Meteen al bij de première, op de Biënnale van Venetië. Goed voor Fabre en goed voor de controverse. Prijzig én godslasterlijk, wat moet kunst nog meer. Michelangelo was destijds evenmin arme drommel. En Fabre heeft ook zaakjes gedaan met de paap, althans in Leuven. Toen de universiteit 500 jaar bestond, belden ze Fabre voor een klus. Sindsdien staat er voor de bibliotheek van Leuven een totempaal.
Het is een speld van 23 meter hoog die een kever tegen de wolken prikt. Op mooie dagen twinkelt het groenmetallieke schild van het kruipdier in de zon. Het is een staaltje van overmoed, gelijk Prometheus zijn vleugels vast riemde en Fabre de ingenieurs van de universiteit tot waanzin dreef. Want ja, de stabiliteit en de afmetingen. Bovendien zit onder de totem een parkeergarage en is het Ladeuzeplein een eersteklas tochtgat. Maar uiteindelijk heeft Fabre zijn zin gekregen. Iedereen content, Fabre, de geleerden van de bestelling en ik. Want al honderd keer heb ik plezier beleefd aan die speld. Malle mensen dat we ook zijn, met ons klassement der algehele dingen.
Honderd gedachten heb ik al gekregen van die speld. Want de kever van Fabre is dood, terwijl hij bij de farao’s onze strontplaneet van stront nog vooruit mocht rollen. Nee, er is iets loos met die speld. De paapse universiteit mag denken wat ze wil, de totem van Fabre deugt niet helemaal. Is het bijvoorbeeld wel zo slim om de wetenschap te vertrouwen? Als je ziet hoe de wolken onder de speld voorbijdrijven. Als je ziet hoe er soms geen wolken zijn en de speld prikt in niks. Behalve in de kever, die mest eet en dood is. Misschien is dat wel de enige zekerheid. Soms maakt die hele totem mij treurig, maar meestal niet. Soms vind ik dat de totem een processie verdient, met een fanfare voorop en sterke heerschappen (géén wetenschappers!) die de speld horizontaal door de straten dragen. Na de optocht zouden we allemaal kunnen dansen en knielen. En als Jan Fabre zelf een offer bij zijn totem zou achterlaten, wat zou dat offer dan zijn? Een theelichtje? Een doos pralines? Een vingerhoed waar je op kunt zitten?
Het verschil tussen een klassieke gedachte en een gepikt idee is niet altijd duidelijk. De totem laat het allemaal zien. Want voor hetzelfde geld is de speld fallisch! Gelijk een obelisk! Hoe origineel is zoiets! En hoe warm is het welkom van de speld voor de Marsman. Nee, wij zijn bij beschaving geen vreedzame soort. En intussen wijst iedereen naar boven in Leuven. Moeders leggen hun koters uit wat dat beestje in de lucht is. Studenten staan in een kring rond de totem te frisbeeën. De speld is een symbool met duizend koppen en geen enkele kop. De speld van Fabre is namelijk geen speld. De speld is een naald, met een oog, voor een vrouw met een draad! Huishoudelijk is zoiets! Niet wetenschappelijk. Entomologen prepareren geen beestjes met naalden. Of toch de ernstige entomologen niet. Het is net alsof Jan Fabre raprap een speld heeft genomen, die per ongeluk een borduurnaald was, ideaal om 500 jaar paapse universiteit te vieren. Wie moet een mens op de duur nog vertrouwen, paus, professor of Jan Fabre? Anders moet u zelf eens gaan kijken, in Leuven aan de bibliotheek.