Hoe zou het eigenlijk zijn met Anne Geddes? Zou ze het nog altijd doen? Kindertjes in lieveheersbeestjespakken proppen of een pompoen voor ze uithollen. Zou ze nog altijd wenskaarten maken? Met borelingen in een plastic ei of met pluche oren aangenaaid?
Dat vroeg ik mij af toen ik op een bank aan de Oostvaardersplassen mijn boterhammen zat op te eten.
De Oostvaardersplassen is een groot natuurgebied in Flevoland. Het is de wildernis op 25 kilometer van Amsterdam. Ik was er nooit eerder en nu was ik er met de bus op uitstap, samen met de Vogelclub. Ik had een verrekijker om mijn hals, een boterhammendoos op schoot en ik verbaasde mij over het nest van de zeearend. Dat stond nagemaakt voor het bezoekerscentrum. De zeearend zelf stond binnen. Reusachtige vogel! Opgezet weliswaar, misschien met een krantje extra, maar toch: reusachtig. En zijn nest was van hetzelfde. Nagemaakt, compleet met visgraten en vogelschijt, maar toch: mooi. Had ik een kind, dacht ik, dan zette ik het nu in het arendsnest, voor een foto à la Anne Geddes. Maar ik heb geen kind en bovendien was ik met de Vogelclub. Ik kwam naar de Oostvaardersplassen voor de natuur, niet om statements te maken.
Het is een voordeel van de natuur. Ze geeft geen donder om de theorie. In de wildernis ben je veilig voor alle overtuigingen. Daarom ben ik ga ik zo graag op uitstap met de Vogelclub. Aan de rand van een weide, schoenen in de modder, onder een lucht vol wilde ganzen, bemerkt een mens zijn eigen kleinigheid. Ganzen zijn makkelijk, omdat ze groot zijn en met velen, maar de meeste vogels zijn zo gul niet met hun verschijning. Een vogel kiest over het algemeen zelf of hij zich aan je laat zien, dat wil zeggen, meestal niet. Al zat er in de Oostvaarders heel wat: lepelaars (grote, witte vogels die zichzelf de koppijn roeren in het water), bontbekplevieren, kemphaantjes (reeds half in winterkleed) en witgatjes. We zagen ook een Nederlander met een hulpstuk. Zijn telescoop stak door het raampje van zijn rode Peugeot. En er was een Nederlander op een brommer tropical, die ook typisch schijnt te zijn voor Flevoland. (Omdat het zo dicht is bij Amsterdam, maar dan goedkoper, zeiden ze in de bus.)
Maar de zeearend, die liet zich niet zien. Nochtans was hij daags voordien gesignaleerd door andere vogelaars. En nochtans heeft hij, aldus mijn vogelboek, een spanwijdte van 2,4 meter. Het is geen beest waar je naast kijkt. Helaas, het mocht niet baten. Het bleef behelpen met het opgevulde exemplaar in de cafetaria en zijn nagebouwde nest aan de ingang. Ik zat te brommen op een bank aan de Oostvaardersplassen. Hoe dikwijls, vroeg ik mij af, zou de visarend mij al hebben gezien? Dat heb je altijd in de wildernis, voor je zelf wat ziet ben je al honderd keer eerder gezien. Ik voel me dikwijls doof, blind en sloom in het bos. En stinken doe ik wellicht ook. Eén stap in de richting van en iedereen is weg. Om de natuur te betrappen moet je naar de cinema. Kortom, ik ga naar De nieuwe wildernis kijken, een film over de Oostvaardersplassen. De vos van de poster heb ik al gezien, ter plaatse met de vogelclub!