Tony Le Duc is een fotograaf met een culinaire uitgeverij. Minestrone heet het huis. In het fonds zitten bibliofiele uitgaven zoals Sergiology, een doos met de inspiratiebronnen van Sergio Herman. Nog een pareltje is l’ Amour des Moules, een zwart boek, met Japanse papierbinding, over mosselen, bij de wonderbaarlijke mosseldocumentaire van Willemiek Kluijfhout.

Kortom, toen Tony Le Duc mij vroeg om samen een boek te maken, heb ik meteen ingestemd. Niet omdat ik van koken houd, maar omdat hij van boeken houdt. Het boek gaat De keuken van ons vader heten en is goed voor dertig portretten van dertig vaders met bijbehorend hun negentig recepten. Ik doe de praatjes en de letters, hij maakt de portretten van de vaders en hun gerechten. Zodoende ben ik de hele zomer onderweg met Tony Le Duc. We rijden van vader naar vader, nodigen ons overal uit aan andermans tafel. Zo heb ik het geheim van Tony Le Duc leren kennen.

Het geheim is geen kip met schoensmeer, geen komkommer met haarlak. Het geheim is Vlaams glas. Tony Le Duc fotografeert alle spijzen met Vlaams glas, glas dat vroeger in deuren van toiletten zat, deuren die om discretie vroegen. Het is geribbeld glas, in een patroon van appelen en peren, zo wordt het genoemd. Maar inmiddels is het zeldzaam. Alleen hele oude mensen hebben nog Vlaams glas in huis. En het glas van Tony Le Duc is klein geworden. Er zijn twee stukken afgebroken. Door toedoen van een zoon Le Duc en Sergio Herman. Beiden hebben de opstelling van Tony Le Duc per abuis omver gelopen. Zodoende behelpt de man zich met een grote scherf.

Bij iedere vader wordt de scherf omzichtig uitgehaald en vastgeklemd op een stelling naast de tafel. Aan de andere kant komt de zelfde stelling met een wit stuk papier. Tussenin komen de borden, zonder poeha, zoals ze zijn. Het enige wat de fotograaf doet is snippertjes peterselie schikken of een beetje schilderen met de saus. Daarvoor zit er een penseel in zijn koffertje.

Toen ik de hem de eerste keer bezig zag, schrok ik van de eenvoud. Sterker nog, het zag er simpel uit, veel te simpel voor zijn reputatie. Een stuk glas, een wit papier en een brommende lamp, krakkemikkig geknutsel. Het is de meester die er ongemerkt wat van maakt: halve kunst, beelden die je op de speekselklieren werken. Honger krijg je ervan. Goesting! En wat nog beter is, soms mag ik de fotomodellen opeten. Een kreeft bijvoorbeeld, of rollade van konijn met lamsoor en asperges. Wat eerst achter een gecraqueleerde etalage zit, verdwijnt daarna door mijn slokdarm.

Eigenlijk is het tragisch. Vaders die koken zijn tragisch. Moeders die koken ook. De hele keuken is tragisch. Koken is zoals het leven zelf: heerlijk, maar altijd met een lelijke afloop. Inmiddels is de scherf van Tony Le Duc geen geheim meer. Het licht danst achter danst achter de Vlaamse scherf, maar als je niet oplet komt er bloed van. En anders ook.