Tussen de vervagende vooruitzichten tijdens de tweede lockdown peilde WIDO SMEETS zijn gemoedsrust. De inauguratie kwam als geroepen. ‘Doe zoals mijn moeder altijd zei.’
Terwijl de turbulentie om ons heen blijft aanhouden, voel ik me af en toe behoorlijk zen. Ik neig naar escapisme, weg van de horror. In een wereld die klein, kleiner, kleinst wordt komt dat al gauw neer op lezen. Dat is geen straf, toch voel ik me schuldig. Alleen sámen krijgen we corona en de overheid onder controle. Toch?
Ik hoor mensen snakken naar het einde van de tunnel. Maar het licht dat daar onderhand zou moeten dagen, is komen te vervallen. Later dit jaar wordt het beter, misschien, zegt de minister van Uitstel. Als het licht in de tunnel maar niet van een tegemoetkomende trein is, schreef iemand.
Zo rijgen de dagen zich aaneen, de tijd wordt vloeibaar, vooruitzichten verdampen. Mogen we optimistisch zijn, of juist pessimistisch?
De wetenschapsfilosoof Karl Popper beschouwde optimisme als een morele plicht, zijn woorden maken het ene ererondje na het andere. Met evenveel wijsheid kun je zeggen dat we onze hoop beter op de pessimisten kunnen vestigen. Optimisten denken (te) lang dat het goed komt. Pessimisten grijpen in als het mis dreigt te gaan, de slimmeriken onder hen nog iets eerder. Ze voorkomen een hoop ellende.
Optimisten denken (te) lang dat het goed komt. Pessimisten grijpen in als het mis dreigt te gaan.
Optimisme maakt blind. Denk aan de honderdduizenden militairen die in september 1914 luid zingend ein fröhlicher Krieg tegemoet marcheerden. Tegen Kerstmis zoude ze weer thuis zijn. We weten hoe het afliep.
Optimisten denken dat het wel meevalt, met de klimaatcrisis bijvoorbeeld, en dat maatregelen overbodig zijn. Pessimisten denken dat het vijf, nee, twee voor twaalf is. Nú ingrijpen, anders is het feestje echt voorbij. In deze setting ben ik een mutant, opti- en pessimist in één persoon. Ze rekenen op elkaar, die twee, ze houden elkaar in balans, als yin en yang.
Er kwam een avondklok. De nadelen zijn evident, maar of het wat oplevert? Niemand weet het, maar je moet als overheid toch wat. Alles liever dan toegeven dat het virus sterker is dan alle restricties bij elkaar. Misschien is het dat ik te veel kranten lees, te veel standpunten onder ogen krijg. Dat ik daardoor niet meer weet of ik optimistisch moet zijn of pessimistisch.
We leven in een wereld zonder waarheid. We wisten het al langer, maar hebben het verdrongen. Niets is geheel waar, en zelfs dat niet – was het niet Multatuli die dat schreef? De relschoppers op Capitol Hill, begin januari, hebben het gehad met de waarheid, en de feiten die haar schragen.
Ze hebben geen bijbel of ideologie, ze hebben social media en appgroepen, daar voelen ze zich één, samen met Daddy, hun grote roerganger. Toen Daddy hun opriep in vrede naar huis te gaan, als helden, deden ze dat. Met een rugzak vol attributen en een telefoon vol selfies.
Niet eerder hadden we zo’n scherp beeld van het digitale lompenproletariaat, een begrip dat ik leen van journalist HJA Hofland (1928-2016). Met regelmaat had hij het over een burgeroorlog die er zat aan te komen. Niet in de VS, maar in Nederland. De optimist in me vond dat vergezocht, toen.
Tijdens de coronarellen van eind januari, toen Nederlandse copycats aan het plunderen sloegen terwijl ze ‘vrijheid’ en ‘democratie’ scandeerden, zei de burgemeester van Eindhoven: ‘Als we zo doorgaan, zijn we op weg naar een burgeroorlog.’ Hij werd teruggefloten door collega-bestuurders. Het b-woord is nog steeds taboe.
Niet in de VS, daar is de burgeroorlog al lang gaande, met andere wapens, aan andere fronten. Digitale fronten. Ik was benieuwd wat Biden daarover ging zeggen bij zijn aantreden. Hij had het over een ‘uncivil war’; hier komt de hele passage over de tweespalt in het land (die de Volkskrant er een dag later om mysterieuze reden had uitgeknipt): ‘We must end this uncivil war that pits red against blue, rural versus urban, conservative versus liberal. We can do this if we open our souls instead of hardening our hearts, if we show a little tolerance and humility, and if we’re willing to stand in the other person’s shoes, as my mom would say. Just for a moment, stand in their shoes.’
Optimisten en pessimisten zijn verschillende types. Ze leven vaak in gescheiden werelden. Niet erg, zegt Biden, als we maar hetzelfde doel voor ogen houden. En in elkaars schoenen durven staan.
Al is het maar voor even: sta in elkaars schoenen. Daarna mogen we het weer me elkaar oneens zijn.